a Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde. ‘Schijnt’ heeft hier de betekenis van licht verspreiden. Je kunt niet de woorden ‘te zijn’, ‘te worden’ of ‘te blijven’ erachter zetten zonder dat de betekenis verandert. Het is dus geen naamwoordelijk gezegde.
b Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde. ‘Schijnt te verkopen’ betekent hier: ze zeggen dat het verkoopt. Je kunt niet de woorden ‘te zijn’, ‘te worden’ of ‘te blijven’, want er staat al ‘te verkopen achter’. ‘Schijnt’ is hier een hulpwerkwoord bij ‘verkopen’. Het is dus geen naamwoordelijk gezegde.
c Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde. Je kunt hier de woorden ‘te zijn’, ‘te worden’ of ‘te blijven’ erachter denken.