Week 2 Nederlands 2 H

Nederlands 2H week 2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2H week 2

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. 

Slide 3 - Tekstslide

Week 2  8 januari t/m 
13 januari 2023
  • Vervolg grammatica
  • We gaan door met lezen in periode 2
  • otfyw => code LessonUp
  • So grammatica 18/1

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:
  • je keert hoe je wederkerende, wederkerige, vragende en onbepaalde voornaamwoorden en telwoorden herkent in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Weektaak 51/week 2
  • Lees de theorie op bladzijde 86
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op p. 87.
  • Lees de theorie op bladzijde 88
  • Maak opdracht 9, 10 en 11

Slide 6 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3 (toetsweek)
Nee
202
SO
Grammatica taalkundig en redekundig
45 min
1     18/1
Nee
203
SO
Schrijfopdracht
45 min
2
Nee

Slide 7 - Tekstslide




Toetsplanning 
so grammatica
18 januari

Slide 8 - Tekstslide

Lesstof so grammatica
Hoofdstuk 5: taalkundig ontleden (p.22 t/m p. 25))
Hoofdstuk 6: redekundig ontleden (p.26 t/m 29)
Hoofdstuk 20: koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde (p. 82 t/m p. 85)
Hoofdstuk 21: voornaamwoorden en telwoorden (p. 86 t/m 89) +
bijbehorende oefeningen +> zie weektaak!!!

Slide 9 - Tekstslide

Boekenlijst 2H
  • Periode 3 => 1 boek niveau 3
  • Lezenvoordelijst.nl
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • je keert hoe je wederkerende, wederkerige, vragende en onbepaalde voornaamwoorden en telwoorden herkent in een zin.

Slide 22 - Tekstslide

Nakijken weektaak 51/2

Slide 23 - Tekstslide

Weektaak 51/week 2
  • Lees de theorie op bladzijde 86
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op p. 87.
  • Lees de theorie op bladzijde 88
  • Maak opdracht 9, 10 en 11

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 87
a je – wederkerend voornaamwoord
 b elkaar – wederkerig voornaamwoord
 c zich – wederkerend voornaamwoord
 d mekaar – wederkerig voornaamwoord
 e elkander – wederkerig voornaamwoord
 f onszelf – wederkerend voornaamwoord

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 87
a Wat voor een – vragend voornaamwoord
 b Het – onbepaald voornaamwoord
het – onbepaald voornaamwoord
 c men – onbepaald voornaamwoord
‘men’ – onbepaald voornaamwoord
 d Welke – vragend voornaamwoord
 e verschillende – onbepaald voornaamwoord
 f Iets – onbepaald voornaamwoord
niemand – onbepaald voornaamwoord

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 87
a je – persoonlijk voornaamwoord
  jezelf – wederkerend voornaamwoord
 b zijn – bezittelijk voornaamwoord
  hetgeen – betrekkelijk voornaamwoord
  sommige – onbepaald voornaamwoord
 c menig – onbepaald voornaamwoord
  zijn – bezittelijk voornaamwoord
 d Niets – onbepaald voornaamwoord
  dat – betrekkelijk voornaamwoord
  je – persoonlijk voornaamwoord
  mij – persoonlijk voornaamwoord
  andere – onbepaald voornaamwoord

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 87
e je – persoonlijk voornaamwoord
  je – wederkerend voornaamwoord
  je – persoonlijk voornaamwoord
  je – wederkerend voornaamwoord
  alle – onbepaald voornaamwoord
 f u – persoonlijk voornaamwoord
  zichzelf – wederkerend voornaamwoord
 g We – persoonlijk voornaamwoord
  wat – onbepaald voornaamwoord

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 87
h ik – persoonlijk voornaamwoord
  het – persoonlijk voornaamwoord
  wat – vragend voornaamwoord
  jij – persoonlijk voornaamwoord
 i eenieder – onbepaald voornaamwoord
  zijn – bezittelijk voornaamwoord
  elkaar – wederkerig voornaamwoord

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 87
a onbepaald voornaamwoord
 b eerste ‘Je’: persoonlijk voornaamwoord
  tweede ‘je’: wederkerend voornaamwoord
  derde ‘je’: bezittelijk voornaamwoord

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 9 bladzijde 88
a onbepaald
 b onbepaald
 c bepaald
 d onbepaald
 e onbepaald
 f bepaald

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 10 bladzijde 88
a hoofdtelwoord
 b hoofdtelwoord
 c rangtelwoord
 d hoofdtelwoord
 e rangtelwoord
 f rangtelwoord

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 11 bladzijde 89
a 1453 – bepaald hoofdtelwoord
 b Beide – bepaald hoofdtelwoord
  tig – onbepaald hoofdtelwoord
 c enige – bepaald hoofdtelwoord
 d tweede – bepaald rangtelwoord
  halve – onbepaald hoofdtelwoord

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 11 bladzijde 89
e vijfde – bepaald rangtelwoord
 f meerdere – onbepaald hoofdtelwoord
  laatste – onbepaald rangtelwoord
  eerste – bepaald rangtelwoord
  17,6 miljoen – bepaald hoofdtelwoord
 g negentien – bepaald hoofdtelwoord
 h zoveelste – onbepaald rangtelwoord


Slide 34 - Tekstslide

Weektaak afgerond

Slide 35 - Tekstslide