wk 46 klas 2

Lezen (les 1)
wk 46
timer
10:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen (les 1)
wk 46
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat we deze les gaan doen en leren
  • Terugblik vorige les
  • HW: Blok 2, opdracht 41, 42, 43 (kies 2 van de 3 opdrachten)
  • We oefenen met de leerstof uit de vorige les: tekstsoort, tekstdoel, inleiding en afsluiting, Blok 3 > Lezen
  • Je kent verschillende manieren van lezen en kan dat toepassen
  • Reflectie
  • HW: Blok 3 ....

Slide 2 - Tekstslide

Welk tekstsoort hoort bij het tekstdoel: mening laten vormen?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de tekstdoelen informeren en uitleggen?

Slide 4 - Open vraag

Een tekst kan meerdere doelen hebben, maar heeft altijd maar 1 hoofddoel.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Het onderwerp van een tekst geef je aan met:
A
1 tot 4 woorden
B
een zin
C
maximaal 10 woorden
D
alle kernzinnen bij elkaar

Slide 6 - Quizvraag

De tekst samengevat in één zin heet:
A
onderwerp
B
deelonderwerp
C
kernzin
D
hoofdgedachte

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht in tweetallen:
Lees de tekst eerst goed door. 

Beantwoord daarna de vragen die bij de tekst horen.

Drive --> lezen --> blok 3 en 4 --> Nieuwe Airpods zijn prijzig

Slide 8 - Tekstslide

  1. Op welke manier(en) is deze tekst ingeleid? 
  2. Wat is de kernzin van alinea 3? Vormen de overige regels een voorbeeld of toelichting/uitleg?
  3. In de tekst zie je 3x (...)  staan. Bedenk de drie tussenkopjes.
  4. Wat is het doel van deze tekst?
  5. Wat is de tekstoort en - vorm?
  6. Op welke manier sluit deze tekst af?
  7. Kijk naar de bron. Wie vormt het publiek voor deze tekst?

Slide 9 - Tekstslide

  1. Vraag, onderwerp introduceren, aanleiding
  2. Zin 1 met toelichting
  3. Na 'Conclusie': tussenkopje 'Prijs'
  4. Mening laten vormen = beschouwende tekst of informeren = informerende tekst
  5. Zie punt 4. 
  6. Conclusie (en samenvatting)
  7. Bron = AD.nl Publiek= breed publiek, lezers van AD

Slide 10 - Tekstslide

Spelling
Herhaling werkwoordspelling
Blok 2, opdracht 23 en 25 (vt en vd) extra
(lees de theorie goed!)
Blok 3, opdracht 21  

Meervouden
Blok 3: opdracht 24

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht zelfstandig:
Kies 2 van de 3 opdrachten

Blok 2, opdracht 3, 4 of 5 (blz 93, 94, 95)

Extra: maak opdracht 7

Klaar? Lezen

Slide 12 - Tekstslide

Lezen H3: tekstverbanden
Je hebt 2 soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan

Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjes signaalwoorden.  

Slide 13 - Tekstslide

Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.

Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en

Deze dieren lijken  veel op elkaar: ze hebben dezelfde grootte, dezelfde kleur  en jagen op dezelfde manier. 

Slide 14 - Tekstslide

Uitspraak-tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar wordt beweerd.

Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds

Zij is erg goed voor Nederlands en staat een 8.0. Zij moet echter die lastige toets nog inhalen.

Slide 15 - Tekstslide

Uitspraak-voorbeeld
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.

Zoals, bijvoorbeeld, zo

Zij heeft echt altijd mazzel, zo heeft ze net te horen gekregen dat haar laatste 2 uren uitvallen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord?
Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken

Slide 17 - Quizvraag

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarnaast gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 19 - Quizvraag

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA spelen.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk (flexuren)
Hv: blok 3 blz. 144 maken opdracht 7 (vr 16 niet)

Vwo: blok 3 blz. 159 maken opdracht 7

Slide 21 - Tekstslide

Spelling en Leesvaardigheid
wk 46

- 10 minuten lezen in je leesboek
- Boek niet mee? Schrijf een verhaal over je weekend
- Terugblik
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Wel of geen 'n'?
1. De kinderen vertrokken (beide/beiden) op tijd van huis.
2. De puppy's liggen bij moeder in de mand. Sommige/Sommigen kruipen bijna onder moeder.
3. De meeste/meesten voetballers zijn blij met een winterstop, maar enkele/enkelen zouden het liefst doorgaan.
4. Zij zijn de enige/enigen die toegang hebben tot deze kluis.

Slide 23 - Tekstslide

Wel of geen 'n'?
1. De kinderen vertrokken beiden op tijd van huis.
2. De puppy's liggen bij moeder in de mand. Sommigen kruipen bijna onder moeder.
3. De meeste voetballers zijn blij met een winterstop, maar enkele zouden het liefst doorgaan.
4. Zij zijn de enigen die toegang hebben tot deze kluis.

Slide 24 - Tekstslide

Sommige of Sommigen?

Slide 25 - Tekstslide

Spelling
Meervouds -n bij verwijzingen
Blok 3, opdracht 4, blz 131
(lees de theorie goed, ook de uitzonderingen)

Meervouden
Blok 3: opdracht 2, blz 128

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Klassikale opdracht:
2 hv: Blok 3, Lezen
We maken opdracht 4 (blz 141) en odpracht 6 (blz 143)
 
Blauw: gezamelijk (verlengde instructie)
Geel: zelfstandig en individueel

Wil je meer? maak opdracht 11 (blz 147)


Slide 27 - Tekstslide

Opdracht maken:
2hv: blok 3 blz. 131 opdracht 4

2vwo: blok 3 blz. 142 opdracht 4

Slide 28 - Tekstslide