In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Woensdag 2 december - H2c
10 minuten stillezen
Terugblik + huiswerk bespreken
Signaalwoorden en verbanden
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...wat signaalwoorden zijn. ...welke verbanden bij de signaalwoorden horen. ...hoe je de delen van een verband moet noteren.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les ga je...
...de theorie van de vorige lessen herhalen.
...oefenen met signaalwoorden en verbanden.
Slide 3 - Tekstslide
Noem een signaalwoord dat hoort bij het verband uitspraak-opsomming.
Slide 4 - Open vraag
Noem een signaalwoord dat hoort bij het verband uitspraak-voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
Noem een signaalwoord dat hoort bij het verband uitspraak-tegenstelling.
Slide 6 - Open vraag
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
uitspraak-opsomming
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-voorbeeld
daarentegen
zo
en
zoals
ook
toch
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 1, blz. 138
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het doel van de inleiding van een tekst?
Slide 10 - Open vraag
Welke vier manieren gebruiken schrijvers vaak in de inleiding om hun doel te bereiken?
Slide 11 - Open vraag
Welke functie heeft het middenstuk van een tekst?
Slide 12 - Open vraag
Op welke drie manieren kan een schrijver zijn tekst afsluiten?
Slide 13 - Open vraag
Bij welk deel van de tekst horen de volgende begrippen: kernzin, hoofdzaak, bijzaak, toelichting?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 14 - Quizvraag
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 3, blz. 139-140
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bedenk een passend tussenkopje boven alinea 2.
Slide 19 - Open vraag
Op welke plaatsen staat de kernzin van alinea 3?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De derde zin
D
De laatste zin
Slide 20 - Quizvraag
Op welke plaats staat de kernzin van alinea 5?
A
De eerste zin
B
In het midden
C
Er is geen kernzin
D
De laatste zin
Slide 21 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak? De poppen van de zijdevlinder waren het viest.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 22 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak? Het waren de enige insecten die ik uit blik heb gegeten en ik weet niet hoe lang ze daar al in zaten.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 23 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak? Het lekkerste vond ik de meelwormburger, maar daar heb ik ook veel kruiden voor gebruikt.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 24 - Quizvraag
Hoofdzaak of bijzaak?
Het dier was net een huisdier, zo schattig en tam.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 25 - Quizvraag
Wat zijn dus de kernzinnen van alinea 6?
A
De poppen van de zijdevlinder waren het viest.
B
Het waren de enige insecten die ik uit blik heb gegeten en ik weet niet hoe lang ze daar al in zaten.
C
Het dier was net een huisdier, zo schattig en tam.
D
Het lekkerste vond ik de meelwormburger, maar daar heb ik ook veel kruiden voor gebruikt.
Slide 26 - Quizvraag
Op welke plaatsen staat de kernzin van alinea 7?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De derde zin
D
De laatste zin
Slide 27 - Quizvraag
Maak een samenvatting van maximaal125 woorden. Gebruik hiervoor de kernzinnen en hoofdzaken.
Slide 28 - Open vraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
opiniëren
C
amuseren
D
activeren
Slide 29 - Quizvraag
Maak nu de vragen op de volgende slides
Deze vragen komen uit Blok 3 Lezen van Op Niveau
Opdracht 6, blz. 143
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Zoek uit de tekst de 4 signaalwoorden voor zins- en alineaverband en schrijf ze op. (uitspraak-tegenstelling, uitspraak-opsomming, uitspraak-voorbeeld)
Slide 32 - Open vraag
"Ten eerste" is een signaalwoord dat hoort bij..
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 33 - Quizvraag
"En" is een signaalwoord dat hoort bij..
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 34 - Quizvraag
"Daarnaast" is een signaalwoord dat hoort bij..
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 35 - Quizvraag
"Maar" is een signaalwoord dat hoort bij..
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 36 - Quizvraag
Waardoor komt het dat mensen niet dreigen als ze tijdens het lachen hun tanden laten zien?
Slide 37 - Open vraag
a. Helpt het signaalwoord je het goede antwoord op vraag 3 te vinden? b. Leg je antwoord uit.
Slide 38 - Open vraag
Einde van deze les
Klaar? Dan mag je verder lezen in je leesboek OF deze oefeningen maken: