Je maakt berekeningen met woord- en letterformules. Je gebruikt de bijbehorende begrippen en je herkent een lineair verband in een formule. Je laat het keerteken weg in een letterformule.
Slide 4 - Tekstslide
Wat gaan wij leren vandaag?
Je herkent het vaste en het variabele deel in een woordformule.
Je legt uit wat het vaste en variabele deel betekenen.
Je benoemt wat een lineair verband is en hoe je deze kunt herkennen in een formule.
Je herkent aan de formule of je met een afname of toename te maken hebt.