Woordenlijst H3

Woordenlijst H3
Wat weet je al?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenlijst H3
Wat weet je al?

Slide 1 - Tekstslide

de smaak te pakken hebben

A
naar mijn mening, vind ik
B
lekker bezig zijn
C
iets heel ergs
D
iets verpest hebben

Slide 2 - Quizvraag

smakeloos (fig.)

A
niet meteen blij zijn
B
Dat was net op tijd.
C
Het kost veel.
D
niet leuk, niet van goede smaak getuigend

Slide 3 - Quizvraag

Over smaak valt niet te twisten.

A
geen idee hebben
B
veel duidelijk maken
C
Over verschil in smaak moet men geen ruzie maken.
D
een onfatsoenlijk persoon

Slide 4 - Quizvraag

smaakmaker

A
iets heel gewoon vinden
B
iemand die bepaalt wat in de mode is
C
grote blijdschap
D
versieren

Slide 5 - Quizvraag

naar mijn smaak

A
een onfatsoenlijk persoon
B
schatten, waarderen
C
als het erop aankomt
D
naar mijn mening, vind ik

Slide 6 - Quizvraag

een broertje dood hebben aan iets

A
een hekel hebben aan iets
B
een onaangenaam klusje opknappen
C
Het kost veel.
D
ergens verstand van hebben

Slide 7 - Quizvraag

niet in goede aarde vallen

A
iets heel ergs
B
ergens verstand van hebben
C
iets niet bestraffen
D
niet leuk gevonden worden

Slide 8 - Quizvraag

iets de normaalste zaak van de wereld vinden

A
grote blijdschap
B
iets heel gewoon vinden
C
op de goede plaats zijn
D
zeer ervaren

Slide 9 - Quizvraag

Dat is het hele eieren eten.

A
Zo simpel is het.
B
als het erop aankomt
C
Hij heeft er heel veel trek in.
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 10 - Quizvraag

met zijn neus in de boter vallen

A
Een ongeluk gebeurt al snel.
B
geen echte kunst, waardeloze rommel
C
op de goede plaats zijn
D
grote blijdschap

Slide 11 - Quizvraag

niet te vroeg juichen

A
ervandoor gaan
B
niet meteen blij zijn
C
schatten, waarderen
D
Een ongeluk gebeurt al snel.

Slide 12 - Quizvraag

een doodzonde

A
iets heel ergs
B
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
C
als het erop aankomt
D
ruzie krijgen met iemand

Slide 13 - Quizvraag

door de zure appel heen bijten

A
iets verpest hebben
B
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
C
heel veel
D
een onaangenaam klusje opknappen

Slide 14 - Quizvraag

de benen nemen

A
ervandoor gaan
B
iets verpest hebben
C
Dat was net op tijd.
D
iets niet bestraffen

Slide 15 - Quizvraag

een ongelikte beer

A
een onfatsoenlijk persoon
B
Hij heeft er heel veel trek in.
C
iets verpest hebben
D
niet leuk gevonden worden

Slide 16 - Quizvraag

het wel kunnen schudden

A
lekker bezig zijn
B
grote blijdschap
C
ruzie krijgen met iemand
D
iets verpest hebben

Slide 17 - Quizvraag

De kogel is door de kerk.

A
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.
B
schatten, waarderen
C
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
D
ergens verstand van hebben

Slide 18 - Quizvraag

Dat staat als een paal boven water.

A
Dat was net op tijd.
B
Dat is heel duidelijk.
C
heel veel
D
van hoge afkomst, uit een goede familie

Slide 19 - Quizvraag

Dat was op de valreep.

A
ervandoor gaan
B
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.
C
Dat was net op tijd.
D
Het kost veel.

Slide 20 - Quizvraag

kitsch

A
geen echte kunst, waardeloze rommel
B
schatten, waarderen
C
Het kost veel.
D
lekker bezig zijn

Slide 21 - Quizvraag

Het water loopt hem in de mond.

A
een onaangenaam klusje opknappen
B
iemand die bepaalt wat in de mode is
C
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
D
Hij heeft er heel veel trek in.

Slide 22 - Quizvraag

Vele wegen leiden naar Rome.

A
waar iets vandaan komt, oorsprong
B
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.
C
lekker bezig zijn
D
op de goede plaats zijn

Slide 23 - Quizvraag

herkomst
A
op de goede plaats zijn
B
van hoge afkomst, uit een goede familie
C
iemand die bepaalt wat in de mode is
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 24 - Quizvraag

extase
A
grote blijdschap
B
veel duidelijk maken
C
schatten, waarderen
D
iets heel gewoon vinden

Slide 25 - Quizvraag

Er hangt een prijskaartje aan.

A
schatten, waarderen
B
Het kost veel.
C
ervandoor gaan
D
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.

Slide 26 - Quizvraag

te kust en te keur

A
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
B
iets verpest hebben
C
D
heel veel

Slide 27 - Quizvraag

te kust en te keur

A
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
B
iets verpest hebben
C
van hoge afkomst, uit een goede familie
D
heel veel

Slide 28 - Quizvraag

taxeren
A
schatten, waarderen
B
Het kost veel.
C
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
D
ergens verstand van hebben

Slide 29 - Quizvraag

decoreren

A
veel duidelijk maken
B
Dat was net op tijd.
C
zeer ervaren
D
versieren

Slide 30 - Quizvraag

van stand

A
ergens verstand van hebben
B
van hoge afkomst, uit een goede familie
C
een onfatsoenlijk persoon
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 31 - Quizvraag

door de wol geverfd

A
zeer ervaren
B
Over verschil in smaak moet men geen ruzie maken.
C
geen echte kunst, waardeloze rommel
D
geen idee hebben

Slide 32 - Quizvraag

in het duister tasten

A
ergens verstand van hebben
B
geen idee hebben
C
veel duidelijk maken
D
een onaangenaam klusje opknappen

Slide 33 - Quizvraag

ergens kaas van gegeten hebben

A
ergens verstand van hebben
B
Hij heeft er heel veel trek in.
C
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
D
Zo simpel is het.

Slide 34 - Quizvraag

weerleggen

A
veel duidelijk maken
B
ervandoor gaan
C
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
D
op de goede plaats zijn

Slide 35 - Quizvraag

als puntje bij paaltje komt

A
iets verpest hebben
B
Dat was net op tijd.
C
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.
D
als het erop aankomt

Slide 36 - Quizvraag

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

A
Een ongeluk gebeurt al snel.
B
waar iets vandaan komt, oorsprong
C
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
D
op de goede plaats zijn

Slide 37 - Quizvraag

boekdelen spreken

A
ergens verstand van hebben
B
veel duidelijk maken
C
Dat is heel duidelijk.
D
niet meteen blij zijn

Slide 38 - Quizvraag

iets door de vingers zien

A
ervandoor gaan
B
Dat was net op tijd.
C
Zo simpel is het.
D
iets niet bestraffen

Slide 39 - Quizvraag