4.1 Van eicel tot baby - voorkennis quiz

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H4 Voortplanting en seksualiteit
H4.1 Van Eicel tot baby
Bevruchting, ontwikkeling geslachtsorganen en puberteit
H4.2 Vorming geslachtscellen
Meiose, verdelen van chromosomen, vorming zaadcel en eicel
H4.3 Hormonen (CE!)
Geslachtshormonen regelen puberteit, menstruatie en bevalling
H4.4 Hulp bij voortplanting
Medische hulp bij onvruchtbaarheid
H4.5 Voorkomen van SOA’s en zwangerschap (geen toetsstof)
Welke zijn er, hoe voorkom je problemen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Maken voorkennis H4 (Magister) - 10 minuten
  • leerdoelen 4.1 met uitleg (LessonUp) - 25 minuten
  • Zelf oefenen met biologiepagina/bioplek organen man/vrouw - 10 min.
  • Bestuderen 4.1 en maken 4.1 (zelfstandig werken - in Magister) - 20 min.
  • leerdoelen check - 10 minuten.
  • HW maken voor na de vakantie:
    - Leren:    Formatieve toets H3 
    - Maken:  4.1 en 4.2 als weektaak 
    - Leren:    Week 3: Toets H3 en 4 (zonder 4.5) 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Op welke dag vindt de ovulatie plaats?
A
Dag 1
B
Dag 10
C
Dag 14
D
Dag 22

Slide 16 - Quizvraag

Een moeder bevalt van een gezonde tweeling, Peter (een jongen) en Cathy (een meisje).

Hoe zijn Peter en Cathy ontstaan?
A
Een eicel is tweemaal bevrucht door verschillende zaadcellen.
B
Een zaadcel bevruchtte twee eicellen.
C
Een bevruchte eicel is uiteengevallen in twee stukken.
D
Twee eicellen zijn ieder door een verschillende zaadcel bevrucht.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond

Slide 19 - Quizvraag

Als bij een vrouw een bevruchte eicel voorkomt, waar bevindt deze bevruchte eicel zich dan gewoonlijk?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Ovarium

Slide 20 - Quizvraag

Hoe beweegt de bevruchte eicel zich naar de baarmoeder?
A
Met behulp van spieren in de baarmoederwand
B
met behulp van trilharen in de eileider
C
met behulp van vloeistof in de eileider
D
met behulp van zaadcellen in de eileider

Slide 21 - Quizvraag

Nadat de zaadcel de eicel heeft bevrucht ontstaan er delingen.
Hoe heten deze delingen?
A
Embryonale delingen
B
Reductiedelingen
C
Klievingsdelingen
D
Gewone celdelingen

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn klievingsdelingen?
A
Delingen waarbij de cellen hard groeien
B
Delingen waarbij de cellen niet groeien
C
Delingen waarbij een klein deel van de cellen groeit
D
Delingen waarbij de cellen steeds kleiner worden

Slide 23 - Quizvraag

Zijn de klievingsdelingen een voorbeeld van mitose of meiose?
A
mitose
B
meiose

Slide 24 - Quizvraag

Wat is innesteling?
A
Bevruchte eicel zet zich vast in de baarmoeder
B
De bevruchte eicel gaat door de eileider
C
De kern van de eicel smelt met de kern van de zaadcel
D
Bevruchte eicel zet zich vast in de eileider

Slide 25 - Quizvraag


In welke periode zou innesteling kunnen plaatsvinden?
A
In periode P
B
In periode Q
C
In periode R
D
In periode S

Slide 26 - Quizvraag

Bij welke week in je zwangerschap wordt een embryo een foetus?
A
11
B
18
C
24
D
37

Slide 27 - Quizvraag

Hoe komt een baby van afvalstoffen af
A
Via de mond
B
Via het vruchtwater
C
Via de baarmoeder
D
Via de placenta

Slide 28 - Quizvraag

Welk bloedvat vervoerd zuurstofrijk bloed naar de baby en van wie is dit bloed
A
Navelstrengader, bloed van de moeder
B
Navelstrengslagader, bloed van de moeder
C
Navelstrengader, bloed van de baby
D
Navelstrengslagader, bloed van de baby

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

primair geslachtskenmerk
secundair geslachtskenmerk
vagina
Lage stem

Slide 31 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak (zie boven).
secundaire geslachtskenmerken
jongen
secundaire geslachtskenmerken
beiden
secundaire geslachtskenmerken
meisje
borsten
groeispurt
baard in de keel
bredere heupen
okselhaar
gespierdere lichaamsbouw
actiever worden zweetklieren
gezichtsbeharing
volgroeien schaamlippen

Slide 32 - Sleepvraag

Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Zowel menstruatie als ovulatie
B
Wel menstruatie maar geen ovulatie.
C
Wel ovulatie maar geen menstruatie.
D
Geen menstruatie en geen ovulatie.

Slide 33 - Quizvraag

Hoe heet deze fase van de bevalling?
A
indaling
B
uitdrijving
C
ontsluiting
D
weeën

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

basisstof 3: hormonale regelingen menstruatiecyclus
V4
Thema 2
Voortplanting

Slide 36 - Tekstslide