§1: Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen (1/2) SI

Opdracht 2 - zin 1
Standpunt
  • Er moet meer geïnvesteerd worden in het onderwijs

Argument
  • omdat Nederland een kenniseconomie is. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Opdracht 2 - zin 1
Standpunt
  • Er moet meer geïnvesteerd worden in het onderwijs

Argument
  • omdat Nederland een kenniseconomie is. 

Slide 1 - Tekstslide

1) Wat zijn de zinnen b en c?
A
Zowel B als C zijn een tegenargument
B
Zowel B als C zijn een weerlegging
C
B is een tegenargument, C is een weerlegging
D
B is een weerlegging, C is een tegenargument

Slide 2 - Quizvraag

Opdracht 2 - zin 2
Standpunt
  • Honden moet je op 31 december binnen houden. 

Argument
  • Ze zijn allemaal doodsbang voor vuurwerk.

Slide 3 - Tekstslide

2) Wat zijn de zinnen b en c?
A
Zowel B als C zijn een tegenargument
B
Zowel B als C zijn een weerlegging
C
B is een tegenargument, C is een weerlegging
D
B is een weerlegging, C is een tegenargument

Slide 4 - Quizvraag

3) Wat zijn de zinnen b en c?
A
Zowel B als C zijn een tegenargument
B
Zowel B als C zijn een weerlegging
C
B is een tegenargument, C is een weerlegging
D
B is een weerlegging, C is een tegenargument

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht 2 - zin 3
Standpunt
  • Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden. 

Argument
  • Er zijn weer dode buizerds gevonden. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2 - zin 4
Standpunt
  • Het is goed dat literaire romans als stripboek verschijnen. 

Argument
  • Omdat het mensen die weinig lezen in contact brengt met literatuur. 

Slide 7 - Tekstslide

4) Wat zijn de zinnen b en c?
A
Zowel B als C zijn een tegenargument
B
Zowel B als C zijn een weerlegging
C
B is een tegenargument, C is een weerlegging
D
B is een weerlegging, C is een tegenargument

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 2 - zin 5
Standpunt
  • Mensen moeten veel verre reizen maken. 

Argument
  • Dat vergroot hun talenkennis. 

Slide 9 - Tekstslide

5) Wat zijn de zinnen b en c?
A
Zowel B als C zijn een tegenargument
B
Zowel B als C zijn een weerlegging
C
B is een tegenargument, C is een weerlegging
D
B is een weerlegging, C is een tegenargument

Slide 10 - Quizvraag

Maak: opdr. 3 
huiswerk voor de volgende les

Slide 11 - Tekstslide