Quiz communicatieve vaardigheden

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de basiscomponenten van het communicatiemodel?
A
Zender, boodschap, ontvanger, kanaal
B
Informatie, zender, feedback, tijd
C
Zender, medium, onderwerp, ontvanger
D
Bron, doel, ruis, medium

Slide 2 - Quizvraag

Welke vorm van ruis ontstaat door een slechte internetverbinding?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
C
Semantische ruis
D
Relationele ruis

Slide 3 - Quizvraag

Wat is feedback in het communicatiemodel?
A
Het doorsturen van een boodschap
B
Het kanaal dat wordt gebruikt
C
De reactie van de ontvanger op de boodschap
D
Het doel van de communicatie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van eenrichtingscommunicatie?
A
Er is geen mogelijkheid tot feedback
B
De ontvanger is ook de zender
C
Het wordt uitsluitend schriftelijk uitgevoerd
D
De boodschap kan niet verkeerd worden geïnterpreteerd

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het doel van coderen in het communicatiemodel?
A
De boodschap versleutelen
B
De boodschap omzetten in begrijpelijke taal
C
De boodschap naar meerdere ontvangers sturen
D
De boodschap filteren

Slide 6 - Quizvraag

IJsberg van McClelland

Slide 7 - Tekstslide

Wat stelt de ijsberg van McClelland voor?
A
Een visuele weergave van communicatiekanalen
B
Een model dat gedrag toont boven en onder de waterlijn
C
Een metafoor voor motivatie en leiderschap
D
Een overzicht van werkprocessen en prestaties

Slide 8 - Quizvraag

Wat bevindt zich onder de waterlijn in de ijsberg van McClelland?
A
Vaardigheden en kennis
B
Persoonlijke drijfveren en normen
C
Waarneembaar gedrag
D
Resultaten en prestaties

Slide 9 - Quizvraag

Wat is zichtbaar boven de waterlijn?
A
Attitudes en normen
B
Onderliggende overtuigingen
C
Vaardigheden en gedrag
D
Waarden en persoonlijkheid

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is de ijsberg een nuttige metafoor in communicatie?
A
Het benadrukt de oppervlakkige aard van gesprekken
B
Het toont aan dat communicatie vaak onbewust verloopt
C
Het maakt duidelijk dat onzichtbare factoren gedrag beïnvloeden
D
Het scheidt rationele en emotionele elementen strikt

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kan een manager de ijsberg toepassen in coaching?
A
Door alleen te focussen op zichtbare resultaten
B
Onbewuste drijfveren en overtuigingen te verkennen
C
Door gedrag direct aan te passen zonder verdieping
D
Door doelen boven de waterlijn te stellen

Slide 12 - Quizvraag

Hersey en Blanchard

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de kern van het model van Hersey en Blanchard?
A
Situational Leadership
B
Teamcommunicatie
C
Motiverende gespreksvoering
D
Interne conflictoplossing

Slide 14 - Quizvraag

Wat bepaalt de stijl van leiderschap in dit model?
A
De persoonlijkheid van de leider
B
De relatie tussen leidinggevende en medewerker
C
De taakvolwassenheid van de medewerker
D
Het type organisatie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van de directieve stijl?
A
Veel betrokkenheid, weinig sturing
B
Weinig betrokkenheid, veel sturing
C
Weinig sturing, veel delegeren
D
Veel betrokkenheid, veel delegeren

Slide 16 - Quizvraag

Welke stijl wordt gebruikt bij een zeer taakvolwassen medewerker?
A
Delegeren
B
Coachen
C
Sturen
D
Ondersteunen

Slide 17 - Quizvraag

Hoe ontwikkel je taakvolwassenheid bij medewerkers?
A
Door een directieve stijl aan te houden
B
Door te focussen op zowel competenties als motivatie
C
Door uitsluitend resultaten te belonen
D
Door medewerkers hun eigen weg te laten vinden

Slide 18 - Quizvraag

Gesprekssoorten

Slide 19 - Tekstslide

16. Wat is het doel van een planningsgesprek?
A
Het vaststellen van doelen en verwachtingen
B
Het bespreken van de persoonlijke ontwikkeling
C
Het evalueren van resultaten
D
Het verbeteren van communicatie

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een functioneringsgesprek?
A
Het eenzijdig beoordelen van prestaties
B
Een open dialoog over wederzijdse verwachtingen
C
Het vastleggen van formele evaluaties
D
Het bepalen van promotiekansen

Slide 21 - Quizvraag

Wie is verantwoordelijk voor de input in een functioneringsgesprek?
A
Alleen de leidinggevende
B
Alleen de medewerker
C
Zowel de leidinggevende als de medewerker
D
Een onafhankelijke beoordelaar

Slide 22 - Quizvraag

Wat maakt een beoordelingsgesprek anders dan een functioneringsgesprek?
A
Het is gericht op evaluatie en besluitvorming
B
Het is een informele bespreking.
C
Het focust alleen op toekomstplannen
D
Het gaat alleen over persoonlijke ontwikkeling.

Slide 23 - Quizvraag

Welke techniek is belangrijk in elk type gesprek?
A
Luisteren en samenvatten
B
Sturen en corrigeren
C
Domineren en leiden
D
Vermijden van kritiek

Slide 24 - Quizvraag

Welke fase hoort bij ‘Actief luisteren’?
A
Coderen
B
Decoderen
C
Feedback geven
D
Reflecteren

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent 'SMART' in doelen stellen?
A
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
B
Specifiek, Modern, Ambitieus, Realistisch, Toekomstgericht
C
Stabiel, Meetbaar, Adaptief, Resultaatgericht, Tijdloos
D
Specifiek, Meetbaar, Afgestemd, Relevant, Tijdig

Slide 26 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij het geven van feedback?
A
Focus op gedrag, niet op persoon
B
Gebruik algemene termen om niemand te kwetsen
C
Geef alleen negatieve feedback
D
Maak aannames over intenties

Slide 27 - Quizvraag

Welke rol speelt een ijsberg in conflictcommunicatie?
A
Het zichtbaar maken van dieperliggende oorzaken
B
Het oplossen van oppervlakteproblemen
C
Het versimpelen van complexe conflicten
D
Het negeren van emotionele factoren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een belangrijk doel van een beoordelingsgesprek?
A
Het bespreken van persoonlijke doelen van de medewerker
B
Het vaststellen van prestaties en beloning
C
Het verbeteren van het werkklimaat
D
Het creëren van teamspirit

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide