Wat is het lijdend voorwerp? Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp
Slide 17 - Quizvraag
Het lijdend voorwerp: Elke verjaardag krijgen wij geld van onze opa.
Slide 18 - Open vraag
lijdend voorwerp
Onder de bomen zien de kinderen veel paddestoelen staan.
Slide 19 - Open vraag
Lijdend voorwerp? 'Geef je haar je telefoon?'
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?
A
De kat met het gebroken pootje
B
de pan met tomatensoep
C
in de tuin van de buren
D
hem
Slide 21 - Quizvraag
In welke zin staat GEEN lijdend voorwerp?
A
Floor wil een andere achtergrond.
B
Manon scoort honderd punten.
C
Julia moet hard nadenken.
D
Floris typt zijn verslag.
Slide 22 - Quizvraag
Aan de slag!
Ga naar jufmelis.nl en klik onder het kopje zinsontleding op lijdend voorwerp. Maak opdracht 1 en 2 over het lijdend voorwerp. Dit doen we klassikaal.
Ga naar stercollecite thema 8 grammatica. Maar nu de toets onder het kopje extra. Dit mag alleen of in tweetallen.
Jullie hebben hier 30 minuten de tijd voor.
Slide 23 - Tekstslide
Klaar?
Schrijf een kort verhaaltje van minimaal 10 zinnen waarin zoveel mogelijk lijdend voorwerpen zitten. Omcirkel de lijdend voorwerpen. Kijk het vervolgens na van je buurman of buurvrouw.
Slide 24 - Tekstslide
Wat kunnen we na deze les?
het lijdend voorwerp in een zin aanwijzen.
uitleggen waarom je eerst het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp in een zin moet vinden voordat je het lijdend voorwerp kunt vinden.
uitleggen waarom niet in iedere zin een lijdend voorwerp hoeft te zitten.