11.4 Je lijkt op...

Deze les
  • HW bespreken
  • Wat weten we al?
  • Leerdoelen
  • Uitleg over 11.4 deel 1 
  • Aantekeningen maken (na de uitleg)
  • Opdrachten maken
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  • HW bespreken
  • Wat weten we al?
  • Leerdoelen
  • Uitleg over 11.4 deel 1 
  • Aantekeningen maken (na de uitleg)
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Wat zien we hier?

Slide 2 - Tekstslide

DNA
  • Wat is het?
  • Hoe kom je er aan?
  • Wat doet het?
  • Waar zit het?
  • Weet je nog meer?

Slide 3 - Tekstslide

Waar ligt het DNA?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leerdoelen 11.4 deel 1
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen wat chromosomen zijn.
  • uitleggen wat DNA is en voorbeelden geven van informatie die het bevat.
  • uitleggen wat geslachtschromosomen zijn.
  • aan de hand van een chromosomenportret bepalen of het mannelijke of vrouwelijke geslachtschromosomen heeft.
  • aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
  • omschrijven wat genen en allelen zijn.





Slide 7 - Tekstslide

Chromosomen
In de celkernen zitten 'soort' draden -> de chromosomen

Bestaan
uit DNA en eiwitten

DNA bevat de bouwbeschrijving
van jouw lichaam: bv. lengte,
haarkleur, oogkleur en bloedgroep.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Elke lichaamscel heeft 23 chromosomenparen.
Dat zijn 46 chromosomen in totaal.
Chromosomen bevatten informatie over je erfelijke eigenschappen.
Genoom = alle chromosomen samen (met alle erfelijke informatie).

Slide 10 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Bij 22 chromosomenparen is de vorm en grootte van beide chromosomen gelijk.

Het 23 ste paar zijn de geslachts-chromosomen (bepalen m/v).
Vrouw: 2 dezelfde XX
Man: 2 verschillende XY

Slide 11 - Tekstslide

Chromosomen
Elk chromosoom bevat een lang DNA-molecuul

Het DNA-molecuul bevat codes voor het maken van eiwitten

De meeste eigenschappen worden bepaald
door een klein stukje DNA. 
Een stukje DNA met de informatie voor
één eigenschap heet een gen.

Een gen kan verschillende varianten hebben (allel). 


Slide 12 - Tekstslide

Voor veel eigenschappen zijn er meer dan twee allelen. 

Ook werken er vaak meerdere genen samen aan een eigenschap.

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet er in je aantekeningen staan? (5 min stilte)
  • Uitleg begrippen: chromosomen, DNA, gen, allel en geslachtschromosomen.

  • Tekening: van cel naar DNA

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!

Basis: 3, 4, 5, 7, 8, 9, 11 t/m 13 
Extra oefening: 6

Slide 15 - Tekstslide

Deze les
  • Voorkennis
  • Leerdoelen
  • Uitleg over 11.4 deel 2
  • Aantekeningen maken (na de uitleg)
  •  Opdrachten maken

Slide 16 - Tekstslide

Naam
Beschrijving
1
2
3
Chromosoom
DNA
Celkern
Bevat codes voor eiwitten.
Opgerolde draad DNA.
Onderdeel van de cel, waarin het DNA ligt.

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is een gen?
A
De DNA-code voor een eiwit.
B
Een eigenschap van een organisme.
C
Een eiwit.
D
Het DNA van een organisme.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heten de chromosomen die bepalen of je een jongen of een meisje bent?

Slide 19 - Open vraag

Is de volgende bewering goed of fout?

De bouwbeschrijving voor je oogkleur ligt alleen in de chromosomen van je ogen.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel chromosomenparen bevat iedere lichaamscel?
A
23
B
46
C
1
D
Dat ligt aan de plaats in het lichaam.

Slide 21 - Quizvraag

Is de volgende bewering goed of fout?

De vader geeft het chromosoom door dat bepaalt of er een jongen of een meisje ontstaat.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
  • beschrijven hoe aangeboren afwijkingen kunnen ontstaan.
  • uitleggen wat prenataal onderzoek is en voorbeelden hiervan noemen.


Slide 23 - Tekstslide

Waardoor lijk je op je ouders?

Slide 24 - Tekstslide

Elke cel heeft 23 chromosomenparen, 46 chromosomen in totaal.
 
Behalve.... de geslachtscellen
 

Slide 25 - Tekstslide

Zijn alle eigenschappen erfelijk?
Erfelijke eigenschappen heb je van je ouders gekregen.  Worden volledig bepaald door je genen

De informatie op al je genen samen heet het genotype
Dat wat je ziet van een eigenschap heet het fenotype.


Slide 26 - Tekstslide

Het fenotype is soms ook het resultaat van het genotype (aanleg) en de omgeving (oefenen).

Andere eigenschappen bepaal je helemaal zelf. Die zijn niet erfelijk. Of veranderingen die ontstaan (bijv. een litteken krijgen) zijn niet erfelijk.
Niet-erfelijke eigenschappen wordt het fenotype volledig bepaald door invloeden van de omgeving. 

Slide 27 - Tekstslide

Aangeboren aandoeningen

Soms worden kinderen geboren met een afwijking
of aandoening (aangeboren aandoening).

1) Door schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
2) Door een fout in het aantal chromosomen in de cellen
3) Door een fout in de structuur van één chromosoom 

Slide 28 - Tekstslide

Prenataal onderzoek
Onderzoek vóór de geboorte. 

1) echo 
2) vruchtwaterpunctie
3) vlokkentest


Slide 29 - Tekstslide

Wat moet er in je aantekeningen staan? (5 min stilte)
  • Uitleg begrippen: genotype en fenotype.

  • Aantal chromosomen van verschillende cellen: eicel, zaadcel en bevruchte eicel (bv. getekend, bron 5). 

  • Wat bepaalt of een bevruchte eicel een jongen of meisje is?

  • Drie verschillende soorten prenataal onderzoek.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag...

Basis: (3, 4, 5, 7, 8, 9, 11 t/m 13) 16, 17, 19 en 23
Extra oefening: (6) 18, 21 en 22
Verdieping: 24



Slide 31 - Tekstslide