Lees het tekstje op volgende slide en stel een schema op:
prikkel
zintuig
orgaan
reactie
LET OP
LET OP:
Prikkel ≠ waarnemen (ruiken, horen, voelen…)
Zintuig (zn van waarnemen) ≠ orgaan (waar bevindt dit zintuig zich?)
Reactie: altijd met werkwoord formuleren
●Reactie: altijd met werkwoord formuleren
1.2 Reacties op prikkels
Slide 15 - Tekstslide
Het is de eerste schooldag. Kim is terecht gekomen in een klas zonder Ella, dé zomerliefde sedert deze vakantie. Wanneer de schoolbel rinkelt, rent Kim de klas uit, op zoek naar Ella. Aan de overkant van de speelplaats ziet Kim haar staan, dus Kim zwaait naar haar en krijgt klamme handen. Wanneer ze elkaar innig omhelzen, ruikt Kim haar heerlijke geur en voelt haar zachte huid.
Simon, een van hun beste vrienden, komt tussenbeide. Hij trekt aan Kims t-shirt. De rand snijdt in het vel, dat doet pijn. Kim geeft Simon een stomp in zijn buik.
Met een veelzeggende lach loopt het drietal de schoolpoort uit...
LET OP
LET OP:
Prikkel ≠ waarnemen (ruiken, horen, voelen…)
Zintuig (zn van waarnemen) ≠ orgaan (waar bevindt dit zintuig zich?)
Reactie: altijd met werkwoord formuleren
1.2 Reacties op prikkels
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de definitie van een prikkel?
Een prikkel is...
een verandering
in de omgeving van een organisme
in het lichaam van een organisme
die tot een reactie kan leiden.
1.2 Reacties op prikkels
Slide 17 - Tekstslide
Definitie prikkel
Wat is een uitwendige prikkel? Omschrijf en geef ook een voorbeeld.
Wat is een inwendige prikkel? Definieer en geef ook een voorbeeld.
1.2 Reacties op prikkels
Slide 18 - Tekstslide
Aard van prikkels
Wat bestudeert de chemie?
Wat bestudeert de fysica?
Chemische prikkels: chemische stoffen (geurstoffen aanwezig in de lucht en smaakstoffen aanwezig in voedsel/drank)
Fysische prikkels: drukverschillen en energieverschillen
1.2 Reacties op prikkels
Slide 19 - Tekstslide
PROEF
Iemand komt geblinddoekt naar voor.
De leerkracht laat papiersnippers op de uitgestrekte hand vallen.
De proefpersoon zegt telkens 'ja' wanneer hij/zij een snipper op de hand voelt.
BESLUIT?
DE PRIKKELDREMPELWAARDE = de kleinste intensiteit waarbij een bepaalde prikkel nog wordt waargenomen.
1.2 Reacties op prikkels
Slide 20 - Tekstslide
1.2 Reacties op prikkels
Wie weet wat gewenning is?
Slide 21 - Woordweb
Oefenen: flitskaart - ster
timer
5:00
Slide 22 - Tekstslide
Soorten prikkels en hun receptoren: een schema
1.2 Reacties op prikkels
Slide 23 - Tekstslide
ALGEMEEN SCHEMA
1. prikkels
2. receptoren
sensorische zenuw
3. conductoren
motorische zenuw
4. effectoren
5. reactie
1.2 Reacties op prikkels
Slide 24 - Tekstslide
Oefenen: flitskaart - ster
timer
5:00
Slide 25 - Tekstslide
app.lernova.be
Slide 26 - Link
Begrippen
prikkel = de verandering in de omgeving of in het lichaam van een organisme die tot een reactie kan leiden
prikkeldrempelwaarde = de kleinste intensiteit waarbij een prikkel nog kan worden waargenomen
gewenning = wegvallen van de prikkel voor een organisme omdat er geen verandering meer optreedt
receptor = cel die in staat is om een bepaalde prikkel te registreren
conductor = cellen/structuren die informatie geleiden (onder de vorm van elektrische impulsen)
sensorische zenuw = zenuw die informatie vanuit de receptoren (naar het centraal zenuwstelsel - de hersenen en het ruggenmerg) geleidt
motorische zenuw = zenuw die informatie vanuit de hersenen/het ruggenmerg naar de effectoren brengt
effectoren = cellen/structuren in het lichaam die een reactie mogelijk maken (spieren en klieren)