Herhalingsles hdst 4 Industriele revolutie

Herhalingsles hdst 4 De industriele revolutie


Maar eerst even een herhaling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles hdst 4 De industriele revolutie


Maar eerst even een herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Geef een persoonsomschrijving/levensloop mbv de volgende afbeelding

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet aan welke onderdelen ik extra moet werken. 
Ik weet wat er bij de toets van mij verwacht wordt

LEER DE BEGRIPPEN....!!!
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

  1. confessionelen
  2. emancipatie
  3. feminisme
  4. kapitalisme
  5. infrastructuur
  6. schoolstrijd
  7. sociale kwestie
  8. sociaal democraten
  9. liberalisme
  10. politieke partij
a. vereniging met dezelfde ideeen
b. streven naar vrijheid
c. streven naar winst
d. Christenen
e. streven naar gelijke rechten
f. willen invoering sociale wetten
g. streven naar betere positie van de vrouw
h. zijn voor financiele gelijkstelling van bijzonder onderwijs
i. probleem van de armoede
j. Alle verbindingen

Slide 6 - Tekstslide

Je krijgt een paragraaf toebedeeld. Noteer min 3 belangrijke gebeurtenissen/ ontwikkelingen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?!
Jaartallen en begrippen zijn belangrijk! Wat nog meer ?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk...
  • Welke onderdelen heb je nog niet onder de knie?
  • Maak samenvattingen, bekijk lessonup, maak oefentoetsen etc
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Diagnostische toets hdst 4 De industriele revolutie

Slide 13 - Tekstslide

Welke drie bewegingen kwamen aan het einde van de 19de eeuw op voor de emancipatie van groepen burgers? (2p)

Slide 14 - Open vraag


Gebruik de bron
Op de tekening is op de voorgrond een fabrieksdirecteur te zien met op de achtergrond een aantal arbeiders. De tekenaar komt op voor de arbeiders.

⇒Leg met behulp van twee beeldelementen uit hoe te zien is dat de tekenaar opkomt voor de arbeiders. (2p)

Slide 15 - Open vraag


Gebruik de bron
⇒Op welke verschillende manieren probeerden arbeiders hun situatie rond 1900 te verbeteren? (2p)

Slide 16 - Open vraag

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
suburbanisatie
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 17 - Quizvraag

Een omschrijving:

Het zijn organisaties die opkomen voor de belangen van de arbeiders.
In de 19e eeuw wilden werkgevers niet dat de arbeiders er lid van waren.

⇒Welk begrip hoort bij de omschrijving?
A
liberale partijen
B
bedrijven
C
vakbonden
D
De vereniging voor kiesrecht

Slide 18 - Quizvraag

Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).

In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.

⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De minister vond school minder belangrijk.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
De kinderen hadden volgens de ouders geen school nodig om te overleven.

Slide 19 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik streef naar 8-uurige werkdag."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
confessionalist

Slide 20 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
sociaal-democraat

Slide 21 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik vind dat bijzonder onderwijs gefinancierd moet worden."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
confessionalist

Slide 22 - Quizvraag

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 23 - Quizvraag

In 1999 zei een Nederlandse minister:
"Ruim 300 jaar geleden had Nederland de modernste en snelst groeiende economie van de wereld. Zo was rond het jaar 1700 het inkomen 50% hoger dan bij de belangrijkste concurrent, Groot-Brittannië."

Was de situatie omstreeks 1800 nog zo?
A
Ja, Nederland was een modern land waar veel geld in de industrie werd verdiend.
B
Ja, Nederland was nog steeds het land waar de meeste mensen in fabrieken werkten.
C
Nee, de economie van Groot-Brittannië was moderner geworden dan de Nederlandse.
D
Nee, Groot-Brittannië en Nederland waren allebei een moderne industriële samenleving.

Slide 24 - Quizvraag

⇒Laatste vraag ....Wat is een overeenkomst tussen de agrarische en de industriële revolutie? (1)


A
Stroomkracht speelde een grote rol in beide revoluties.
B
De revoluties kwamen allebei op gang door plannen van eenvoudige werklui.
C
Grote investeringen van ondernemers waren erg belangrijk voor beide revoluties.
D
Beide revoluties begonnen in de omgeving van grote steden, zoals Londen.

Slide 25 - Quizvraag

Diagnostische toets hdst 4 De industriele revolutie

10-15 punten= Goed bezig !!!! ga zo door
8-9 punten= mwah...hier en daar een gelukstreffer. Maaaaarrrr. Geen paniek, gewoon aan de slag gaan.
of minder = Drama. Ga aan de slag !! en maak deze D-toets over een paar dagen nog eens

Slide 26 - Tekstslide