Herhalingsles hdst 4 Industriele revolutie

Herhalingsles industriele revolutie

 een herhaling
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles industriele revolutie

 een herhaling

Slide 1 - Tekstslide


  1. kapitalisme
  2. infrastructuur
  3. sociale kwestie
  4. communisme

b. streven naar winst
d. willen invoering sociale wetten
f. probleem van de armoede
g. Alle verbindingen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke 2 bewegingen kwamen aan het einde van de 19de eeuw op voor de burgers?

Slide 4 - Open vraag

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
suburbanisatie
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 5 - Quizvraag

Een omschrijving:

Het zijn organisaties die opkomen voor de belangen van de arbeiders.
In de 19e eeuw wilden werkgevers niet dat de arbeiders er lid van waren.

⇒Welk begrip hoort bij de omschrijving?
A
liberale partijen
B
bedrijven
C
vakbonden
D
De vereniging voor kiesrecht

Slide 6 - Quizvraag

Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).

In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.

⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De minister vond school minder belangrijk.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
De kinderen hadden volgens de ouders geen school nodig om te overleven.

Slide 7 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik streef naar 8-uurige werkdag."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
confessionalist

Slide 8 - Quizvraag

⇒Laatste vraag ....Wat is een overeenkomst tussen de agrarische en de industriële revolutie? (1)


A
Stroomkracht speelde een grote rol in beide revoluties.
B
De revoluties kwamen allebei op gang door plannen van eenvoudige werklui.
C
Grote investeringen van ondernemers waren erg belangrijk voor beide revoluties.
D
Beide revoluties begonnen in de omgeving van grote steden, zoals Londen.

Slide 9 - Quizvraag

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 10 - Quizvraag

In 1999 zei een Nederlandse minister:
"Ruim 300 jaar geleden had Nederland de modernste en snelst groeiende economie van de wereld. Zo was rond het jaar 1700 het inkomen 50% hoger dan bij de belangrijkste concurrent, Groot-Brittannië."

Was de situatie omstreeks 1800 nog zo?
A
Ja, Nederland was een modern land waar veel geld in de industrie werd verdiend.
B
Ja, Nederland was nog steeds het land waar de meeste mensen in fabrieken werkten.
C
Nee, de economie van Groot-Brittannië was moderner geworden dan de Nederlandse.
D
Nee, Groot-Brittannië en Nederland waren allebei een moderne industriële samenleving.

Slide 11 - Quizvraag

Diagnostische toets hdst 4 De industriele revolutie

10-15 punten= Goed bezig !!!! ga zo door
8-9 punten= mwah...hier en daar een gelukstreffer. Maaaaarrrr. Geen paniek, gewoon aan de slag gaan.
of minder = Drama. Ga aan de slag !! en maak deze D-toets over een paar dagen nog eens

Slide 12 - Tekstslide