2H 29.Stunde 22

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

5 Minuten Lernzeit
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setzt dich auf deinen Platz

3. Pak deinen Arbeitsbuch
                                                                      
                                              In Ruhe lernen/ lesen

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00
      K3: L1 + L2

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel


  • Je weet wat naamvallen zijn/ je kan een zin ontleden
  • je kent de 4e naamval en je kan het toepassen

Slide 4 - Tekstslide

Programm

  • Studiewijzer/ Toetsen
  • HA Kontrolle - Ansichtskart einreichen

  • Grammatik / Üben
  •  Kontrolle
  • HA : Grammatik +Wörter lernen

Slide 5 - Tekstslide

Ansichtskarte schreiben
1. Du machst eine schöne Ansichtskarte über deine Ferien
2. Du schreibst mindestens 10 Sätze über deine Ferien

Slide 6 - Tekstslide

Ansichtskarte schreiben
Tip: Sätze, die du benutzen kannst:
Ich bin in..( land/ stad) gewesen. of Ich war in.....
Das Wetter war.... ( het weer was).......
Ich bin mit meiner Mutter dort (daar) gewesen.
Ich habe....... gemacht ( ik heb gedaan.....)
Ich habe..... gegessen ( ik heb gegeten)...

Slide 7 - Tekstslide

Aufgaben besprechen
  • K3 Lektion 1: S. 98/ Nr. 1,2,3, 5, 7 

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik
  • S. 102/103 durchlesen
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 10 - Tekstslide

Zinontleden
1. Ich esse eine Kekse.
2. Mein Vater hat ein Buch gekauft.
3. Die Kinder lernen Deutsch
4. Essen wir heute Pizza.
5. Ich trinke gerne Kaffee.

Slide 11 - Tekstslide

FÄlle
1. Ich esse ( een) Banane (v,)
2. Ich brauche  ( een ) Buch(o.)
3.  Ich suche (de) Bruder (m.)
4. ( mijn ) Mutter trinkt (een ) Tasse ( v.) Kaffee.
5. ( de ) Hamburger (m.) esse ich nicht.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de 1e naamval
A
meewerkend voorwerp
B
bezit
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vraag je naar de 4e naamval
A
wie/ wat + gezegde
B
wie/ wat + gezegde + onderwerp
C
aan wie/ wat + gezegde + onderwerp
D
wie / wat

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
Der Schüler stellt dem Lehrer eine Frage
A
dem Lehrer
B
eine Frage
C
der Schüler
D
stellt

Slide 15 - Quizvraag

Wer will keine Pizza essen.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Wer
B
keine Pizza
C

Slide 16 - Quizvraag

Welke lidwoorden veranderen in de 4e naamval?
A
de lidwoorden van vrouwelijke woorden
B
de lidwoorden van onzijdige woorden
C
de lidwoorden van meervoud
D
de lidwoorden van mannelijke woorden

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je een appel (m). in de 4e naamval?
A
eine Apfel
B
einen Apfel
C
ein Apfel
D
eins Apfel

Slide 18 - Quizvraag

Ergänze: Er sucht ( zijn) Vater.
A
sein
B
seine
C
seinen
D
zeinen

Slide 19 - Quizvraag

Übersetze: ik mag geen hamburger.
A
Ich mage keinen Hamburger.
B
Ich mag kein Hamburger.
C
Ich mag keinen Hamburger.
D
Ich mage keine Hamburger.

Slide 20 - Quizvraag

Aufgaben machen
  • S. 103/ Nr.8-10

Slide 21 - Tekstslide

Hausaufgaben
Lernen: K3: L1 + K2 + Grammatik  lernen




Slide 22 - Tekstslide

Was bedeutet Zutaten auf NL?

Slide 23 - Open vraag

Woher kommt der Kaiserschmarren?

Slide 24 - Woordweb

Wanneer werd de taart voor het eerst gebakken?

Slide 25 - Woordweb

Voor een "Sachertorte"heb je nodig:
A
meel, suiker, gist
B
meel, suiker, zout
C
meel, suiker, marmelade
D
meel, suiker, slagroom

Slide 26 - Quizvraag

Was weißt du über Wien?
( 2 Sätze)

Slide 27 - Woordweb

Übersetze: ik lust geen jam.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide