Les 1

Module E

Deze periode werken we met module E 
Deze module gaat over reizen, verkeer, de weg vragen en openbaar vervoer. 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Module E

Deze periode werken we met module E 
Deze module gaat over reizen, verkeer, de weg vragen en openbaar vervoer. 

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
1. Huiswerk in agenda zetten en plannen
2. Voorstellen
3. Uitleg Module E
4. Wanneer welke proefwerken?
5. Hausaufgaben
We doen vandaag een deel van les 1 ivm het kennismaken en uitleg module




 

Slide 2 - Tekstslide

De regels van 
Natascha Maas
  • Telefoons in de kluis of thuis! 
  • Geen jassen in de klas, geen petten op
  • Eten en drinken doe je in de pauze
  • Zorg dat je voor de les naar het toilet bent geweest .
  • Tijdens de uitleg ben je stil
  • Je hebt ALTIJD je module bij je AB +TB!

Slide 3 - Tekstslide

Classroom
Je hebt via de mail een uitnodiging gekregen om in Classroom in te loggen, lukt dit niet dan log je in met de volgende code:


In Classroom zet ik alle LessonUp's  en ander handig 
oefen materiaal
  



Slide 4 - Tekstslide

Was nehmt ihr jede Deutschstunde mit?
Deine Module (AB & TB)
Ein Heft
Ein Kugelschreiber
Textmarker
Gute Laune
Agenda !!!!!


Slide 5 - Tekstslide

Kennismaken

Log in bij LessonUp
Als je naam in beeld komt zeg je hoe je heet, hoe oud je bent en waar je woont
 ich heiße---
Ich  bin --- Jahre alt
ich wohne in ---
(elf, zwölf, dreizehn)

Slide 6 - Tekstslide

Kennismakingsbingo

Loop door de klas, neem een pen mee, je stelt de vragen aan je klasgenoten. Stel je vraagt aan een klasgenoot, hast du ein Haustier?
Dan zet je de naam van je klasgenoot onder de vraag en meteen erbij wat voor huisdier hij/zij heeft. 

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg module
Ik deel de modules eerst uit, dan kunnen we deze samen doorlopen.

Elke week is er een les. Een les bestaat uit 5 onderdelen.
bijv les 1
1.1 = Lesen
1.2 = Wörter
1.3 = Grammatik
1.4 = Hören, Sehen & Lesen
1.5 = Aussprache & Sprechen

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg module
Je hebt een Textbuch (TB) en 
een  Arbeitsbuch. (AB) 
1.1 in het Textbuch is de uitleg of de leestekst
1.1 in het Arbeitsbuch is de opdracht die bij het lezen hoort.  We doen één les per week. De meeste opdrachten kun je in de les maken. Wat niet af is, is huiswerk.  
Ben je er een les niet? Dan is toch je huiswerk af de les erna! Heb je vragen na de les? kom naar een keuzeuur. 
Neem elke week je Text- en Arbeitsbuch mee!!

Slide 9 - Tekstslide

Pak je EF agenda
Hausaufgaben les 2 (volgende week):
(Af)maken een deel van de opdrachten van les 1:
1.1+1.2+1.3
Leren Worterliste A Du - Ne & Ne - Du

De meeste opdrachten kun je in de les al maken. 
Noteer het in je agenda, wat in de les af is kun je alvast doorstrepen






 

Slide 10 - Tekstslide

Prüfungen P1
Periode 1 Week 35 t/m week 43

Week 41 Luistertoets
Week 43-43  proefwerkweek


Slide 11 - Tekstslide

1.1 Lesen 
Elke week lezen we een hoofdstuk, daarna krijg je de tijd om aan de opdrachten te werken
 - we doen dit in de klas
- Je maakt het alleen
Soms lees ik voor, soms lees je zelfstandig. 
Pak je Textbuch erbij op Seite 6.
en je Arbeitsbuch op Seite 2

 


 

Slide 12 - Tekstslide

1.1 Antworten
1. De kern van een goed antwoord bevat: Strand, gevaar, avontuur.
2. 16
3. Berlijn, Hamburg, Bremen
4. Schleswig Holstein
5. Kiel
6. Eindelijk vakantie
7. 15
8. zeilen
9. 10

Slide 13 - Tekstslide

1.2 Wörter 
Textbuch Seite drei und vier
Wörterliste A Du - Ne & Ne - Du
Wörterliste B alleen Du - Ne
Luister mee naar de uitspraak

Arbeitsbuch Seite 3
1.2 Maak in tweetallen de opdracht, houd de woordenlijsten erbij!


timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

1.2 Antworten
1.2 Wörter

1. der Strand            6. das Hotel
2. der Stadtplan     7. das Hotel
3. der Zug                  8. das Meer
4. der Abfahrt          9. das Gepäck
5. die Fahrkarte      10. fahren

Slide 15 - Tekstslide

1.3 Grammatik
Textbuch Seite 9 Personalpronomen Persoonlijke voornaamwoorden.
Een persoonlijk voornaamwoord kan naar personen verwijzen of naar een groep personen, maar het is niet zo dat het alleen maar naar personen verwijst. Deze woordsoort kan namelijk ook verwijzen naar dieren of dingen. Voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden zijn: 'jij', 'jou', 'het' en 'u'.
U in het Duits is Sie dit schrijf je altijd met een hoofdletter!



Slide 16 - Tekstslide

1.3 Grammatik
Arbeitsbuch  Seite 3 en 4
Er zijn 3 opdrachten. 
1. Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden naar het Nederlands
2. Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden naar het Duits
3. Sudoku





Slide 17 - Tekstslide

1.3 Antworten
1. Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands
1. hij         5. zij
2. wij       6. jij
3. jullie   7. u
4. ik         8. Zij (mv)
2. Vertaal de woorden in de kantlijn in het Duits
1. ich       5. er
2. wir      6. Ihr
3. sie      7. es
4. Sie     8. du






Slide 18 - Tekstslide

1.3 Antworten
3.

Slide 19 - Tekstslide

Tijd voor wat beweging

Maak tweetallen
Ga tegenover elkaar staan, leerling A zegt 1 
leerling B zegt 2 
Leerling 1 zegt 3 
Leerling 2 zegt 1......
probeer dit steeds sneller











Slide 20 - Tekstslide

Tijd voor wat beweging

Maak tweetallen
Ga tegenover elkaar staan, leerling A klapt in de handen leerling B zegt 2 
Leerling 1 zegt 3 
Leerling 2 klapt in de handen
probeer dit steeds sneller











Slide 21 - Tekstslide

Tijd voor wat beweging

Maak tweetallen
Ga tegenover elkaar staan, leerling A klapt in de handen leerling B draait een rondje
Leerling 1 zegt 3 
Leerling 2 klapt in de handen
probeer dit steeds sneller











Slide 22 - Tekstslide

Tijd voor wat beweging

Maak tweetallen
Ga tegenover elkaar staan, leerling A klapt in de handen leerling B draait een rondje
Leerling 1 springt omhoog
Leerling 2 klapt in de handen
probeer dit steeds sneller











Slide 23 - Tekstslide

1.4 Hören, Sehen, Lesen
Kijk mee en luister mee naar het filmje over het openbaar vervoer en maak de opdracht in je werkboek tijdens het kijken. 
AB Seite 5


Slide 24 - Tekstslide

1.4 Antworten
1.Hören
1. openbaar vervoer
2. c. metro
3. a. een uur
4. Omdat deze op de staat rijdt.
5. ’s nachts als de metro niet meer rijd
6. b. ze had haar fiets bij zich
7. b. Makkelijker
8. Kaartje voor een enkele ries
9. b. een kaartje kopen



Slide 25 - Tekstslide

1.4 Lesen
Lees de tekst in je TB op Seite 10.
Bekijk de plattegrond in je AB op Seite 6. Teken nu aan de hand van de tekst de route in op de plattegrond. 
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw.
Tip: werk met potlood

Slide 26 - Tekstslide

1.4 Antworten
2. Lesen
Als het goed is, is die de route die je genomen hebt.

Slide 27 - Tekstslide

1.5 Aussprache
TB Seite 10, luister mee naar de uitleg over de uitspraak. 
De docent leest een zin voor en jullie zeggen deze na. 

Daarna gaan jullie samen aan de slag met de opdracht in je AB op Seite 7

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide