In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H4a Politiek P2
Proeftoets
Slide 1 - Tekstslide
1. Wat betekent reactionair ?
Slide 2 - Woordweb
2. Is onderstaand standpunt progressief, conservatief of reactionair? Drugs moeten legaal worden.
A
Progressief
B
Conservatief
C
Reactionair
Slide 3 - Quizvraag
3. Het invoeren van de doodstraf is een ..... standpunt
A
progressief
B
reactionair
C
conservatief
Slide 4 - Quizvraag
4. Welke uitspraken zijn juist? I. Bij een kabinetsformatie moeten de coalitiepartijen het eens worden over een gezamenlijk beleid. II. De kabinetsformatie begint na de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 5 - Quizvraag
5. Waarmee eindigt een geslaagde kabinetsformatie?
A
Het aanstellen van een informateur
B
Het aanstellen van een formateur
C
Een regeerakkoord
D
Het beëdigen van ministers en staatssecretarissen
Slide 6 - Quizvraag
6. I. Het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 is het uitgangspunt van het Nederlandse asielrecht. II. Nederland stuurt geen vluchtelingen terug die in hun land gevaar lopen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 7 - Quizvraag
7. De Algemene Vergadering van de VN kan door het vetorecht van enkele landen vaak geen resoluties aannemen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
8. Welke politieke stromingen heb je in Nederland?
A
Liberalisme, confessionalime, feminisme
B
Socialisme, liberalisme
C
Confessionalisme, liberalisme, socialisme
D
Communisme, confessionalisme, liberalisme
Slide 9 - Quizvraag
8b. Noem 1 stromingen en daarbij 1 kenmerk
Slide 10 - Tekstslide
Vraag 9: Is de politieke stroming van mijn voorkeur
A
Sociaal-democratie
B
rechts -extreem/populistische
C
Liberalisme
D
Ecologische
Slide 11 - Quizvraag
10. Welke politieke stroming heeft een voorkeur voor een aanvullende overheid?
A
Het liberalisme
B
Het socialisme
C
Het confessionalisme
D
Het populisme
Slide 12 - Quizvraag
11. In welke politieke stroming hoort de VVD?
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Rechts- extremisme
D
Christendemocratien
Slide 13 - Quizvraag
12. Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een geen politieke stroming?
A
Liberalisme
B
Liberaal-Socialist
C
Christen-Democratie
D
Sociaal-Democratie
Slide 15 - Quizvraag
13. Wat is de goede betekenis van politieke agenda?
A
De Sinterklaasintocht
B
Politici bespreken onderwerpen uit de samenleving
C
Het journaal besteedt aandacht aan politiek
Slide 16 - Quizvraag
13b. Leg het systeemmodel uit.
Slide 17 - Tekstslide
14. Verkiezingen in een dictatuur ...
A
worden vaak helemaal niet gehouden
B
zijn wel vrij, maar niet geheim
C
zijn wel geheim, maar niet vrij
D
worden vaak slecht georganiseerd
Slide 18 - Quizvraag
15. Wat is géén kenmerk van een dictatuur?
A
machtenscheiding ontbreekt
B
grondrechten worden gerespecteerd
C
vrije pers bestaat niet
D
verkiezingsfraude
Slide 19 - Quizvraag
16. Journalisten hebben openlijk kritiek op de overheid.
A
dictatuur
B
democratie
C
plan-economie
Slide 20 - Quizvraag
17. Dictaturen hebben
A
machtenscheiding
B
geen tv of kranten
C
geen verkiezingen
D
een grote efficiency in besturen
Slide 21 - Quizvraag
18. Noem de 5 rechten van een Tweede Kamerlid
Slide 22 - Woordweb
19. Wie is de baas in de gemeente ? Leg uit.
Slide 23 - Tekstslide
20. Wat is het verschil tussen een politieke partij en een belangengroep ?