Er zijn 3 oplossingen: natriumchloride, bariumchloride en calciumcarbonaat.
Je weet niet in welke fles welke stof zit.
Eén oplossing is troebel en de andere twee oplossingen zijn helder.
(Je mag gebruik maken van slechtst 1 ander zout.)
Geef van alle drie de oplossingen de oplosreactie.
Welk zout moet er toegevoegd worden om erachter te kunnen komen welke oplossing in welke fles zit?