§ 1.1 Kiezen is kostbaar

§ 1.1 Kiezen is kostbaar
Waar gaat economie over?

Kernwoorden:
- schaarste
- alternatief aanwendbaar
- kosten & baten


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

§ 1.1 Kiezen is kostbaar
Waar gaat economie over?

Kernwoorden:
- schaarste
- alternatief aanwendbaar
- kosten & baten


Slide 1 - Tekstslide

Schaarste
Iedereen heeft behoeften
Hierin kun je voorzien d.m.v. middelen
Omdat de middelen niet toereikend zijn voor alle behoefte, ontstaat er schaarste
 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Middelen zijn vaak alternatief aanwendbaar; d.w.z. dat je ze voor meerdere behoeften kunt inzetten. Je moet dus keuzes maken. 

Economie gaat over het maken van deze keuzes en hoe je dit kunt doen zodat er in zo veel mogelijk behoeften kan worden voorzien.

Je maakt een keuze door de kosten met de baten (opbrengsten) te vergelijken.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Stel, je hebt honger. Er zijn appelen beschikbaar (middelen). Eet je de appel(s) zo op, of ga je er een appeltaart van bakken?


Hoe meet je dit?
Je maakt een keus o.b.v. hoogste netto gecorrigeerde baten.


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Je moet kiezen hoe je een vrijdagavond gaat doorbrengen. Je kunt thuisblijven of gaan werken bij de supermarkt. 

Het liefst blijf je thuis; je zou er € 5 voor overhebben om lekker thuis te blijven. Aangezien je thuisblijven dus fijn zou vinden, rekenen we dit € 5 als baten. 

Slide 6 - Tekstslide

Werken bij de supermarkt levert echter geld op: € 15 per avond. Je vindt je werk echter niet leuk. Je zou er € 5 voor over hebben om het niet te doen. Je vindt het dus niet fijn om te doen. Die € 5 rekenen we dus als kosten. 

Welke keuze maak je?

Slide 7 - Tekstslide

Werken bij de supermarkt levert echter geld op: € 15 per avond. Je vindt je werk echter niet leuk. Je zou er € 5 voor over hebben om het niet te doen. Je vindt het dus niet fijn om te doen. Die € 5 rekenen we dus als kosten. 

Welke keuze maak je?

Slide 8 - Tekstslide

N.B. 
Als je iets niet leuk vindt om te doen, is het bedrag wat je er voor over hebt om het niet te doen een kost. Als je het wel leuk vindt om te doen, is het bedrag dat je er voor over zou hebben om het te doen een opbrengst.

Slide 9 - Tekstslide

Gecorrigeerde netto baten
Om te weten hoeveel profijt je van je keuze hebt, moet je de opbrengst van het beste alternatief (dit zijn de opofferingskosten) van de netto baten aftrekken. 
Dit zijn dan de gecorrigeerde netto baten.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 2 (vervolg)

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld 2 (vervolg)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video