Schaarste geld en handel module 1 Hoofdstuk 1 VWO

H-1 1.1 schaarste, geld en handel
 VWO 4
Module 1 praktische economie
klascode boeken: 863256


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H-1 1.1 schaarste, geld en handel
 VWO 4
Module 1 praktische economie
klascode boeken: 863256


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert vandaag:
- Wat verschillende soorten behoeften zijn.
- Wat het verband is tussen behoeften, middelen en schaarste.
- Op welke manier mensen in hun behoeften voorzien.
- Hoe middelen op meerdere manieren kunnen worden ingezet.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Methode doornemen
Afspraken werken met de methode
  • Alles in economie schrift
  • Op tafel boek, schrift, pen rekenmachine
  • Antwoorden beschikbaar
Opgaven genoteerd in werkwijzer zijn minimaal: oefen zelf meer of gebruik methode (on line buiten lessen): toepassen, test jezelf en afsluiting (soort samenvatting eind hoofdstuk
Rekenen bij economie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inzicht eigen niveau
Maak het rekenblad in je schrift (NIET OP BLAD docent)
20 minuten

Sla over waar je niet direct uitkomt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De basis is 100%
De prijs van een liter benzine bedraagt in Nederland €1,60 en in Spanje € 1,28.
Bereken hoeveel procent een liter benzine in Nederland duurder is dan in Spanje.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De basis is 100%
De prijs van een liter benzine bedraagt in Nederland €1,60 en in Spanje € 1,28.
Bereken hoeveel procent een liter benzine in Nederland duurder is dan in Spanje.
1,60-1,28 = 0,32/1,28 x 100 = 25%  (woorden als dan, ten opzichte van geven de ‘ 100%’ aan)
B)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De basis is 100%
 De prijs van een liter benzine bedraagt in Nederland €1,60 en in Spanje € 1,28.

Bereken hoeveel procent een liter benzine in Spanje goedkoper is dan in Nederland.
1,60-1,28= 0,32/1,60 = 20%

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behoeften
Behoeften: Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt. 

Primaire behoeften: Voeding, kleding en onderdak.

Secundaire behoeften:  Alle behoeften die je leven beter en prettiger maken.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom maak je keuzes?
Middelen: Tijd en geld. Dit is niet oneindig aanwezig.

Je moet dus keuzes maken: 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom maak je keuzes?
Schaarste: als er productiemiddelen moeten worden opgeofferd om het product voort te brengen. 

Schaarste ontstaat doordat we aan de ene kant oneindig veel behoeften hebben. Om goederen te produceren zijn productiemiddelen nodig. Die zijn niet onbeperkt plus alternatief aanwendbaar. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat kun je met de boom:
schaduw, uitzicht, tafel maken met stoelen, brandhout, etc
Hoe kun je in je behoeften voorzien?
Consumeren: is het kopen van producten om in je eigen behoeften te kunnen voorzien.
Diensten: zijn activiteiten waarmee in een behoeften kan worden voorzien. Bijv scherm reparatie, kapper, pakketje laten bezorgen.

Goederen: Zijn tastbare producten die je kunt kopen.

Gebruiksgoederen: zijn producten die je meerdere keren kunt gebruiken, zoals een tandenborstel.
Verbruiksgoederen: Kun je maar een keer gebruiken zoals tandpasta.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke keuzes maak je?
Alternatief aanwendbaar: Een bepaald middel gebruikt kan worden om verschillende behoeften te bevredigen. De verschillende manieren waarop je dit middel kan gebruiken noem je de aanwendingsrichting. De alternatieve aanwendbaarheid van een middel is een van de twee eisen om van een schaars middel te spreken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kern van economie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken
Maken opdrachten H 1.1: 1, 2, 4, 7, 8

Oefen zelf andere opgaven. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten en Baten
Wat is de beste aanwendingsrichting van een middel?
1. welke mogelijkheden zijn er
2. Welke baten zijn er (inclusief waardering)
3. welke kosten zijn er (incl. waardering voor ongemak)
4. Nettobaten: baten - kosten
5. Gecorrigeerde baten: nettobaten - Opofferingskosten= (gemiste netto baten van het niet gekozen alternatief) 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten en Baten
Voorbeeld: oppassen, concert Ziggo Dome, netflixen thuis. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies