2021 Week 21 MH1 K5 § E

2021 Week 21
Wat is de bedoeling:
- je kent de bepaalde lidwoorden in het Duits
- je kent de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
- je kent de onbepaalde lidwoorden in het Duits
- je kunt bovenstaande  toepassen in de opdrachten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2021 Week 21
Wat is de bedoeling:
- je kent de bepaalde lidwoorden in het Duits
- je kent de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
- je kent de onbepaalde lidwoorden in het Duits
- je kunt bovenstaande  toepassen in de opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 lidwoorden kennen we?
Een lidwoord zetten we voor een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Open vraag

Herhaling K3 Lidwoord
Er zijn 3 soorten lidwoorden:
- der  - alles wat mannelijke in de natuur is: der Mann
- die  -  alles wat vrouwelijk in de natuur is: die Tante
- das  - ga uit van alle "het"-woorden in te Nederlands: das Kind
der/die/das zijn bepaalde lidwoorden. 
Het is die man of die vrouw

Slide 3 - Tekstslide

K5 § onbepaald lidwoord
In het nederlands is dat "een", in het Duits "ein"
"Geen" in het Nederlands is "kein" in het Duits.

relatie met der/die/das - woorden
der Mann - ein Mann/kein Mann
die Frau    - eine Frau/keine Fra
das Glas   - ein Glas/kein Glas

Slide 4 - Tekstslide

Overzicht
der       die       das       die

ein       eine     ein         keine

kein     keine   kein      keine

Dus bij vrouwelijke woorden komt er een "-e" achter ein/kein

Slide 5 - Tekstslide

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 8 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 9 - Quizvraag

Let op! (zie ook slide 7)
Wanneer "mein" en wanneer "meine"

Er komt een -e achter het bezittelijk voornaamwoord als het woord vrouwelijk of meervoud is.
Dus bij het lidwoord "die"

Slide 10 - Tekstslide

Wat is juist?
A
mein Kind
B
deine Tante
C
sein auto

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
ein Glas
B
eine Glas

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
keine Kartoffeln
B
keine Tanten
C
keine Onkel
D
keine Cousinen

Slide 13 - Quizvraag

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 14 - Quizvraag

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk 
- Slim stampen K5 § E

- maken opgaven K5 § E compleet.

Op beide een score van 80% en gemaakt voor aanvang volgende les.

Slide 16 - Tekstslide