Toetsstof herhalen M2

Toetsstof herhalen M2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toetsstof herhalen M2

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan lezen
Een tekst kun je op verschillende manieren lezen. Bedenk altijd vooraf waarom je een tekst leest.
Je kent al 3 manieren om te lezen, maar er zijn er meer:
- Oriënterend lezen
- Globaal lezen
- Precies lezen

Slide 2 - Tekstslide

Oriënterend lezen 
Bekijk de tekst.
Je kijkt naar de titel, de illustraties (plaatjes), tussenkopjes, je leest het begin van de tekst: de eerste alinea('s). Alinea's zijn de (genummerde) stukjes waarin een tekst verdeeld is.

- je kunt hierbij ook antwoord geven op de vraag "waar gaat de tekst over?", dat is het onderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Globaal lezen
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.

- je weet nu welke onderdelen van de tekst over hetzelfde onderwerp gaan. Een tekst bestaat vaak uit drie delen: inleiding, middenstuk en een slot.

Slide 4 - Tekstslide

Precies lezen
Je leest de tekst nauwkeurig en helemaal, van begin tot eind. 

- Je kunt nu ook de kernzin van elke alinea bepalen. Een kernzin zegt in 1 zin waar de hele alinea over gaat. 

- Je kunt ook bepalen wat het doel van de tekst is: waarom heeft de schrijver deze tekst geschreven? Wat wil hij ermee bereiken?
- Je kunt ook bepalen wat voor een soort tekst het is: komt het uit een schoolboek, is het een advertentie, een strip of hoort het bij een medicijn?

Slide 5 - Tekstslide

Onbekende woorden

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer ik een woord tegen kom dat ik niet ken, zijn er een aantal strategieën die ik kan gebruiken. Noem er minimaal 3:

Slide 7 - Open vraag

Onderwerp

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van
de tekst?

Slide 9 - Woordweb

Onderwerp
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp. Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: goochelen of gezonde snacks.
zo vind je het onderwerp van een tekst:

- bekijk de tekst, lees die titel, kijk naar de illustraties, tussenkopjes en andere dikgedrukte of schuingedrukte woorden.
- lees het eerste stukje van de tekst (inleiding). Vaak is dit één alinea, soms twee. Soms is het eerste stukje vetgedrukt. Hier vind je vaak het onderwerp al in een paar woorden.


- geef zo kort mogelijk antwoord op de vraag: waar gaat deze tekst over?



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hoofdgedachte

Slide 12 - Tekstslide

De hoofdgedachte geeft antwoord op de volgende vraag:
A
Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?
B
Wat is de mening van de schrijver?
C
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste van een tekst of een programma in één zin samenvatten. die ene zin noem je de hoofdgedachte. Zo vind je de hoofdgedachte:

- Bepaal het onderwerp van de tekst door de vraag te stellen: waarover gaat deze tekst?

- Lees de tekst precies: je leest de tekst goed van de eerste tot en met de laatste zin.

- Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Het antwoord is de hoofdgedachte van de tekst. 

Slide 14 - Tekstslide