Les 9 - herhalen nwg, vzv, bvb en wederkerend werkwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Vandaag 2 februari

• Herhalen voorzetsel voorwerp

• Herhalen bijvoeglijke bepaling
  
• Herhalen wederkerende werkwoorden
• Maken proeftoets
  

Koppelwerkwoorden 

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Het koppelwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in een naamwoordelijk gezegde.

Hij loopt een rondje.

Hij is ziek.

Waarin verschilt een naamwoordelijk van een werkwoordelijk gezegde?

Hij loopt een rondje.

Onderwerp doet iets.

Hij is ziek.

Onderwerp is iets.

Hij maakt een vlog in de achtbaan.

Onderwerp doet iets.

Hij is een vlogger.

Onderwerp is iets.

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 

1 Zoek het onderwerp van de zin op;

2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op;

3 Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?

                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wwg                                      Doet = wwg                       Is = nwg

Naamwoordelijk gezegde

Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

- werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin

- naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een zn of bn)

Naamwoordelijk gezegde

Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

- werkwoordelijk deel (ww.deel) 

- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas zal altijd een fanatieke wielrenner blijven.

ww. deel = zal blijven

nw. deel = een fanatieke wielrenner

nwg = zal een fanatieke wielrenner blijven

Naamwoordelijk gezegde

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde

wwg of nwg?

Mijn vader is vorige week 48 jaar geworden.

1. wwg
2. nwg

wwg of nwg?

De spijkerbroeken schijnen goedkoper te worden.

1. wwg
2. nwg

wwg of nwg?

Tijdens de vakantie zullen we thuis blijven.

1. wwg
2. nwg

wwg of nwg?

Ik word enthousiast van al die leuke vakantieplannen.

1. wwg
2. nwg

Welke informatie heb je onthouden over het koppelwerkwoord?

Wij zullen natuurlijk tevreden zijn [met je succes] van dit jaar.

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. voorzetsel voorwerp

Aan het eind van het heel lange schooljaar kijken velen uit [naar de grote vakantie].

1. meewerkend voorwerp
2. bijwoordelijke bepaling
3. voorzetsel voorwerp
4. lijdend voorwerp

[Aan het einde van het heel lange schooljaar] kijken
velen uit naar de grote vakantie

1. bijvoeglijke bepaling
2. voorzetsel voorwerp
3. bijwoordelijke bepaling
4. meewerkend voorwerp

Morgen zullen de koekjes in een mooie doos [aan de jarige docent] worden gegeven.

1. meewerkend voorwerp
2. bijwoordelijke bepaling
3. voorzetsel
4. onderwerp

Vandaag 2 februari

• Herhalen voorzetsel voorwerp
• Herhalen bijvoeglijke bepaling
  
• Herhalen wederkerende werkwoorden
• Maken proeftoets TEAMS
  

[Aan een overgang naar de volgende klas] hoef je natuurlijk niet te twijfelen.

1. bijvoeglijke bepaling
2. onderwerp
3. bijwoordelijke bepaling
4. voorzetsel voorwerp

Aan het einde van het lange schooljaar kijken [velen] uit naar de grote vakantie.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. voorzetsel voorwerp

Mijn [bejaarde] grootouders kochten een geweldig mooie bungalow.

1. bijvoeglijke bepaling
2. bijwoordelijke bepaling
3. Geen van beide

Voetballers van Feyenoord voetballen het liefst op het veld in Rotterdam.

1. Deze zin heeft geen bijvoeglijke bepaling.
2. in Rotterdam = bijvoeglijke bepaling

Roel staat stil [bij het stoplicht].

1. Lijdend voorwerp
2. Bijwoordelijke bepaling
3. Bijvoeglijke bepaling
4. Voorzetselvoorwerp

De docent geeft [woensdag] het boek aan de leerling.

1. Lijdend voorwerp
2. Onderwerp
3. Bijvoeglijke bepaling
4. Bijwoordelijke bepaling

Wat is de bijvoeglijke bepaling?

De ijsblauwe zee in Noorwegen is bevroren.

1. 'IJsblauwe' en 'in Noorwegen'
2. 'IJsblauwe'

Verplicht wederkerend werkwoord= wg

zich aanstellen

zich bemoeien.

zich ergeren.

zich gedragen.

zich uit de voeten maken.

zich ontfermen.

zich schamen.

zich uitsloven.

Toevallig wederkerend werkwoord= lv

wegen

opmaken

vermaken

snijden

irriteren

beseffen

Waarbij hoort het wederkerend voornaamwoord?

Verplicht wederkerend werkwoord:

Toevallig wederkerend werkwoord:

wwg

lijdend voorwerp

Ik schaam me voor mijn moeder.

Is 'zich schamen' een

1. toevallig wederkerend werkwoord
2. verplicht wederkerend werkwoord

Hij verdedigt zich met zijn vuisten!

Is 'zich verdedigen' een

1. toevallig wederkerend werkwoord
2. verplicht wederkerend werkwoord

Zit er in deze zin een verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?

In vlakke gebieden blijken rivieren zich vaak te vertakken.

1. verplicht
2. toevallig