bs 4 Transplantatie en bloedtransfusie

Afweer
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Vaccinatie:

passief en actief

natuurlijk en kunstmatig

Slide 2 - Tekstslide

Wat is/zijn de reden(en) dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je bent niet ingeënt tegen verkoudheidsvirussen

Slide 3 - Quizvraag

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Het griepvirus verandert steeds van vorm.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.

Slide 4 - Quizvraag

Kamelen leveren nuttige
antistoffen tegen slangenbeten

Kamelen blijken zeer nuttig te zijn bij het maken van antigif tegen slangenbeten. Hun bloed is beter bestand tegen temperatuur-schommelingen en beduidend stabieler dan het bloed van paarden, de stof die tot dusver overwegend wordt gebruikt bij het fabriceren van antigif.

Het bedrijf spuit kamelen in met een beetje slangengif. De woestijndieren maken dan antistof aan. Het bedrijf haalt de antistoffen dan uit het bloed, zodat mensen de beten van giftige slangen kunnen overleven. Het probleem van antistoffen uit paardenbloed is dat een mens die slechts eenmaal kan krijgen.



Slide 5 - Tekstslide

Kamelen leveren nuttige
antistoffen tegen slangenbeten



Leg uit wat de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kan krijgen.



Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kan krijgen.


Bij een tweede toediening kan een heftige reactie optreden, omdat je lichaam geheugencellen heeft aangemaakt tegen de antistoffen uit paardenbloed. Dan moet het antiserum
uit een ander dier komen.



Slide 7 - Tekstslide

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve of passieve immunisatie?

A
actief
B
passief

Slide 8 - Quizvraag

bs 4 Transplantatie en bloedtransfusie
bloedgroepen
transplantaties
auto immuunziekten
allergie

Slide 9 - Tekstslide

Bloedgroepen
Bekijk de domeinopdracht op Magister.

Bestudeer de bijbehorende concepten en afbeeldingen in je tekstboek

Maak de bijbehorende opdrachten op biologiepagina

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Lees en maak de opdrachten van de module bloed en transfusie. Bekijk hiervoor het naslagwerk hoofdstuk 2
30 min
kijk je antwoorden na met het nakijkvel

Slide 11 - Tekstslide

lesdoelen

- je kent de verschillende bloedgroepen

- je kunt uitleggen welke bloedgroep de universele donor en welke de universele acceptor is

- je kunt uitleggen waarom rhesus negatieve vrouwen een spuit met antistoffen nodig hebben als ze zwanger zijn.

- je kunt uitleggen waarom antistoffen tegen A en B niet schadelijk zijn voor de ongeboren baby en antistoffen tegen de rhesus factor wel.

Slide 12 - Tekstslide

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 13 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quizvraag

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden door het toedienen van een medicijn met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de bloedgroep-antistoffen anti-A en anti-B.
Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben.
Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden.
Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 15 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

transplantatie
  • elke cel heeft MHC-1 moleculenv (HLA antigenen)
  • afweersysteem herkent die als lichaamsvreemd
  • afstoting
  • medicijnen tegen afstoting
  • daarnaast zoeken ze een zo goed mogelijke match

Slide 20 - Tekstslide

Wil jij donor zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

auto- immuunziekten
  • lymfocyten rijpen in thymus en beenmerg => krijgen alle eigen lichaamseiwitten aangeboden zodat ze die herkennen
  • soms gaat dat fout => auto immuunziekte
  • bijv. ms, reuma, lupus

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

allergie
Bij een allergie reageert een lichaam extreem gevoelig op antigenen van stoffen waar de meeste mensen normaal op reageren. 
Deze stoffen veroorzaken een afweerreactie. 

Slide 24 - Tekstslide

allergie
eerste contact: allergeen laat B-cellen antistoffen maken, deze koppelen aan de mestcel => geactivieerd
tweede contact: allergeen koppelt meteen aan geactiveerde mestcel => exocytose van blaasjes histamine => allergische reactie (slijm, jeuk, niezen etc.)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide