In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
VH2/HK2 - Nederlands
Week 38 - les 2
Fictie
Mevrouw Giesen
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Agenda
Leerdoelen
Setting: plaats, tijd en omstandigheden
Oefenen in de klas
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan de setting van een verhaal, boek of film omschrijven.
Ik kan uitleggen wat voor invloed de factoren plaats, tijd en omstandigheden hebben op de setting van een verhaal.
Slide 3 - Tekstslide
Setting
Verhalen spelen zich altijd af in een bepaalde setting. De setting bestaat uit de plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt.
Slide 4 - Tekstslide
Plaats
Bijvoorbeeld: in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant, op een school, op het strand, in het bos, bij een ruïne.
Een verhaal kan op één of meerdere plekken plaatsvinden.
Waar let je op? Landschap, soort gebouwen, inrichting gebouwen, vlaggen, vervoersmiddelen...
Waar kun je op letten? Kleding, smartphones, gebouwen, vervoersmiddelen...
Slide 6 - Tekstslide
Omstandigheden
Bijvoorbeeld: oorlog, een sneeuwstorm, vakantie.
Waar kun je op letten? Gebeurtenissen in het verhaal, gedrag van de personages, het weer, de omgeving....
Slide 7 - Tekstslide
Setting
De plaats, tijd en omstandigheden zijn samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. De sfeer kan bijvoorbeeld griezelig, dreigend, benauwend, kil, geheimzinnig, ontspannen, verveeld, romantisch of onbezorgd zijn.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Setting Spijt
Plaats
Tijd
Omstandigheden
Setting
Slide 11 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag
Log in op Nieuw Nederlands
Start aan de weektaak: Fictie, par. 1 Setting en sfeer
leren: theorie
maken: opdracht 1, 2, 3 (de docent maakt een keuze)
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan de setting van een verhaal, boek of film omschrijven.
Ik kan uitleggen wat voor invloed de factoren plaats, tijd en omstandigheden hebben op de setting van een verhaal.
Slide 13 - Tekstslide
Afsluiting
Waar of niet waar:
De ingrediënten voor de setting zijn: omstandigheden, plaats en tijd.
Slide 14 - Tekstslide
VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!
Slide 15 - Tekstslide
VH2/HK2 - Nederlands
Week 38 - les 2
Tijd
Mevrouw Giesen
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Agenda vandaag
Leerdoelen
Tijd
Oefenen in de klas
Zelfstandig werken
De laatste vragen
Afsluiting
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet welke invloed tijd heeft op een verhaal.
Ik snap wat chronologie betekent en kan chronologie herkennen.
Ik kan een flashback herkennen.
Ik kan een flashforward herkennen.
Slide 18 - Tekstslide
Chronologie
Chronologisch = gebeurtenissen gebeuren in de volgorde waarin ze ook echt gebeuren.
De meeste verhalen worden niet in de chronologische volgorde verteld: er vinden tijdsprongen plaats. Het ‘nu’ in het het verhaal noem je het vertelheden. Vanuit het vertelheden kan een sprong vooruit (naar de toekomst) of achteruit (naar het verleden) worden gemaakt.
Slide 19 - Tekstslide
Flashfoward
Bij een tijdsprong vooruit wordt een deel van het verhaal niet verteld. Een hoofdstuk eindigt bijvoorbeeld op 7 januari en in het volgende hoofdstuk is het 28 maart. We noemen dit een flashforward.
Slide 20 - Tekstslide
Flashback
Een tijdsprong achteruit noem je een flashback. Er wordt iets beschreven wat eerder is gebeurd. Vaak helpen flashbacks de lezer om beter te begrijpen wat zich in het vertelheden afspeelt.
Slide 21 - Tekstslide
Tijdsprongen herkennen
Om tijdsprongen te herkennen moet je goed op tijdsaanduidingen in de tekst letten, bijvoorbeeld op woorden als september, twee weken later, vroeger.
Slide 22 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag
Start Nieuw Nederlands online op
Begin met de opdrachten voor de weektaak van deze week (zie Peppels en Nieuw Nederlands): Fictie, par. 2 Tijd
leren: theorie en maken: opdracht 1, 2, 3
Klaar? Meld je dan bij de docent
Slide 23 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet welke invloed tijd heeft op een verhaal.
Ik snap wat chronologie betekent en kan chronologie herkennen.
Ik kan een flashback herkennen.
Ik kan een flashforward herkennen.
Slide 24 - Tekstslide
De laatste vragen
In welke tijden staan deze zinnen?
1. Morgen zal ik eindelijk gaan sporten.
2. Vorige week was ik bij het voetbaltoernooi.
Slide 25 - Tekstslide
VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!
Slide 26 - Tekstslide
VH2/HK2 - Nederlands
Week 38 les 3
Mevrouw Giesen
Spreekbeurt, hoe ook alweer?
timer
10:00
Slide 27 - Tekstslide
Agenda
Leerdoelen
Uitleg spreekbeurt
Beoordeling spreekbeurt
Zelfstandig werken aan de weektaak/huiswerk of spreekbeurt
Afsluiting
Slide 28 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat ik in mijn spreekbeurt moet vertellen.
Ik weet hoe mijn spreekbeurt beoordeeld wordt door de docent.
Slide 29 - Tekstslide
Spreekbeurt - praktisch
- Maak een spreekbeurtschema: dit is een steekwoordenbrief met max. 36 woorden (geen zinnen!)
- Gebruik geen plaatjes of een Powerpoint
- De spreekbeurt duurt vijf minuten. We houden een marge van 10% aan, dus min. 04:10 en max. 05:50. Oefen je spreekbeurt thuis hardop met een stopwatch erbij.
- Het cijfer hiervoor telt 2x mee
Slide 30 - Tekstslide
Inhoud spreekbeurt
Zakelijke gegevens
Hoofdpersoon
Samenvatting
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Waar speelt het verhaal zich af?
Thematiek
Mening
Slide 31 - Tekstslide
Inhoud
Slide 32 - Tekstslide
Inhoud
Slide 33 - Tekstslide
Beoordelingswoorden
Slide 34 - Tekstslide
Beoordeling spreekbeurt
Slide 35 - Tekstslide
Beoordeling spreekbeurt
Slide 36 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Werken aan de weektaak in Nieuw Nederlands
Spreekbeurt voorbereiden:
tekst typen, spreekbeurtenschema maken
Slide 37 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat homofone werkwoorden zijn.
Ik ben me bewust van de spelling bij homofone werkwoorden.
Slide 38 - Tekstslide
De laatste vragen
Ik weet wat er van mij wordt verwacht tijdens de spreekbeurt.