WK 41 -herhalingsles en spreekbeurten

VH2/HK2 - Nederlands
Week 41 - les 1
Herhalingsles
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH2/HK2 - Nederlands
Week 41 - les 1
Herhalingsles
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Stof tussenweek en hoe oefenen
  • Korte herhaling stof
  • Oefenen in de klas/Blooket
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat ik moet kennen en kunnen voor de tussenweek.
  • Ik weet hoe ik kan leren voor de tussenweek.

Slide 3 - Tekstslide

Stof tussenweek
- theorie werkwoordspelling (zie 'handig' in online omgeving)

- Spelling, par. 9 t/m 14
- Fictie, par. 1 en 2
- Formuleren, par. 2,3 en 6


Slide 4 - Tekstslide

Hoe leer ik?
  • Voor werkwoordspelling en spelling: www.jufmelis.nl en www.cambiumned.nl
  • Fictie: theorie kunnen toepassen op een tekst
  • Formuleren: oefenen met de stof
  • Oefentoetsen

Slide 5 - Tekstslide

Korte herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Korte herhaling - setting en sfeer
  • Plaats, bijvoorbeeld: in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant, op een school, op het strand, in het bos, bij een ruïne.
  • Tijd, bijvoorbeeld: heden, verleden, toekomst, specifiek jaar, bepaald seizoen, bepaalde maand, ochtend of avond.
  • Omstandigheden, bijvoorbeeld: oorlog, een sneeuwstorm, vakantie.
  • De plaats, tijd en omstandigheden zijn samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. De sfeer kan bijvoorbeeld griezelig, dreigend, benauwend, kil, geheimzinnig, ontspannen, verveeld, romantisch of onbezorgd zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Korte herhaling - tijd
De meeste verhalen worden niet in de chronologische volgorde verteld: er vinden tijdsprongen plaats. Het ‘nu’ in het het verhaal noem je het vertelheden. Vanuit het vertelheden kan een sprong vooruit (naar de toekomst) of achteruit (naar het verleden) worden gemaakt.
Bij een tijdsprong vooruit wordt een deel van het verhaal niet verteld. Een hoofdstuk eindigt bijvoorbeeld op 7 januari en in het volgende hoofdstuk is het 28 maart.

Slide 11 - Tekstslide

Korte herhaling - tijd
Een tijdsprong achteruit noem je een flashback. Er wordt iets beschreven wat eerder is gebeurd. Vaak helpen flashbacks de lezer om beter te begrijpen wat zich in het vertelheden afspeelt.
Om tijdsprongen te herkennen moet je goed op tijdsaanduidingen in de tekst letten, bijvoorbeeld op woorden als september, twee weken later, vroeger.Bij een tijdsprong vooruit wordt een deel van het verhaal niet verteld. Een hoofdstuk eindigt bijvoorbeeld op 7 januari en in het volgende hoofdstuk is het 28 maart.

Slide 12 - Tekstslide

Korte herhaling - formuleren
  • Variëren in woordgebruik: synoniemen gebruiken of verwijswoorden.
  • Variëren in zinsopbouw: OPA niet altijd gebruiken, gebruik ook een andere volgorde.
  • Variëren in zinslengte: lange en korte zinnen afwisselen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Leerdoelen
  • Ik weet wat ik moet kennen en kunnen voor de tussenweek.
  • Ik weet hoe ik kan leren voor de tussenweek.

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting
Ik snap wat ik moet kennen en kunnen voor de tussenweek.
Ik weet hoe ik kan leren voor Nederlands in de tussenweek.

Slide 16 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 17 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Week 41 - les 2
Spreekbeurten
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Agenda vandaag
  • HK2 spreekbeurten van:      Gijs, Maud, Kate, Simone, Iris     
  • VHT2 spreekbeurten van:  Sofie, Russel, Jule, Robin, Boris

Slide 19 - Tekstslide

VH2/HK2 - Nederlands
Week 40 - les 3
Spreekbeurten
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Agenda vandaag
  • HK2 spreekbeurten van:         Yara, Teun, Hasna, Jop
  • VHT2 spreekbeurten van: Nina, Maya, Daan, Cas, Teun

Slide 21 - Tekstslide