Spelling: korte en lange klank, pv tt

IN DEZE LES
  • Korte en lange klanken: hoe zat het ook alweer?
  • Uitleg: de lange klank -ie
  • Uitleg en samen doen: de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Zelfstandig aan de slag. Je maakt:
    - opdracht 17 (blz. 107)
    - opdracht 18 (blz. 108)
    - opdracht 20 (blz. 109)
    - opdracht 21 (blz. 110)
  • Ben je klaar met de opdrachten, dan mag je gaan lezen.
  • Terugkijken aan het einde van de les: de persoonsvorm en de klanken.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

IN DEZE LES
  • Korte en lange klanken: hoe zat het ook alweer?
  • Uitleg: de lange klank -ie
  • Uitleg en samen doen: de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Zelfstandig aan de slag. Je maakt:
    - opdracht 17 (blz. 107)
    - opdracht 18 (blz. 108)
    - opdracht 20 (blz. 109)
    - opdracht 21 (blz. 110)
  • Ben je klaar met de opdrachten, dan mag je gaan lezen.
  • Terugkijken aan het einde van de les: de persoonsvorm en de klanken.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf woorden op die een lange klank in zich hebben.

Slide 2 - Woordweb

DOELEN VAN VANDAAG
  • Je kunt aan het einde van de les verschillende woorden met korte en lange klanken goed spellen.
  • Je kunt een werkwoord in de tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf woorden op die een lange klank in zich hebben.

Slide 4 - Woordweb

Mijn broertje stelt altijd veel vra....en.
De klankgroep –vraa– heeft een … .
A
korte klank
B
lange klank
C
klinker
D
klank

Slide 5 - Quizvraag

Mijn broertje stelt altijd veel vra....en.
Aan het einde van de klankgroep hoor ik twee dezelfde ......
A
klanken
B
letters
C
klinkers
D
medeklinkers

Slide 6 - Quizvraag

Mijn broertje stelt altijd veel vra....en.
Ik schrijf dus...
A
vragen
B
vraagen
C
vraaggen
D
vraggen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

DE PERSOONSVORM SPELLEN
Ik - loop (ik-vorm) 
Hij / zij / jij / het / u - loopt (ik-vorm + t )
Staat je achter de persoonsvorm? Dan komt er geen -t bij!
wij / jullie / zij - lopen (hele werkwoord)


Slide 9 - Tekstslide

Spel de persoonsvorm goed.
............ (spelen) je vanavond een wedstrijd?

Slide 10 - Open vraag

Kijk goed. Is de volgende zin goed?
Hij verraad zijn vrienden nooit.
A
Er staat geen fout in de zin.
B
Er staat een fout in de zin.

Slide 11 - Quizvraag

Is de spelling in deze zin goed?
Jullie vergeten nooit iets.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Spel de persoonsvorm juist.
.........(vertrekken) Julia vanavond al?

Slide 13 - Open vraag