Telefoons in de telefoontas, kauwgom in de prullebak
Boeken en schrift open op tafel
ik loop langs om het huiswerk te controleren
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2 Overheid en sociale zekerheid
Telefoons in de telefoontas, kauwgom in de prullebak
Boeken en schrift open op tafel
ik loop langs om het huiswerk te controleren
Slide 1 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Deze les
Slide 2 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.1
a) 1 collectieve sector
2 particuliere sector
3 particuliere sector (of eigen)
4 collectieve sector (of algemeen)
b) bewering 1 is juist
bewering 2 is onjuist; de overheid bestaat uit de
rijksoverheid, de provincies, gemeenten en de
zbo's
bewering 3 is onjuist; zie hierboven
A
Slide 3 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.1
c) bewering 1 is onjuist; mis de zbo's
bewering 2 is onjuist; de regering is ook de Koning
bewering 3 is juist
d) een autorijschool hoort tot de particuliere sector,
deze wil winst maken.
e) zo kan iedereen onderwijs volgen; is het voor
iedereen betaalbaar en beschikbaar (en blijft het
onderwijs op peil).
De kwaliteit blijft zo het beste gewaarbord.
Slide 4 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.2
a) Geprivatiseerde bedrijven werken vaak efficiënter:
ze zijn vaak doelmatiger dan overheidsbedrijven. Met dezelfde kosten kan meer worden
geproduceerd omdat ze worden gedreven door
winstoogmerken en meer flexibiliteit hebben om in
te spelen op de wensen van klanten.
b) een monopolist (geen concurrentie) kan de prijzen
verhogen, waardoor het voor mensen wellicht
onbetaalbaar wordt.
Slide 5 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.2
c) de overheid vindt dat deze diensten voor iedereen
moeten gelden. Privatisering kan tot misbruik
leiden.
Dit zijn collectieve goederen, die niet individueel
kunnen worden verkocht.
d) Bij een versoepeling gaat het om deregulering
Slide 6 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.2
e) Werkgevers kunnen dan eenvoudiger werknemers
ontslaan. Redenen kunnen zijn:
het werkt kostenbesparend en winst verhogend
kostenbesparing kan worden doorberekend in verkoopprijzen.
Lagere prijzen leiden tot toename van afzet en productie.
minder goede/productieve werknemers kunnen sneller worden ontslagen
als een bedrijf minder werk heeft, kan het eenvoudiger de kosten verlagen
Slide 7 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.3
a) het voorkomen van misbruik
sommige producten zijn anders te duur
bescherming van zwakkeren
stimulering van het gebruik
de kwaliteit
b) privatisering
c) als er winst gemaakt wordt, gaat een deel naar de
aandeelhouders. Als de overheid geen eigenaar
meer is, dan missen ze dit dus.
Slide 8 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.3
d) door het betaalbaar te houden, en dat iedereen er
gebruik van kan maken. Het openbaar vervoer is
ook beter voor het milieu
e) de overheid wil invloed houden op het reizen per
spoor. Zo blijven kaartjes betaalbaar en de
kwaliteit en bereikbaarheid goed.
Slide 9 - Tekstslide
we kijken het gemaakte werk na
ik bespreek paragraaf 2.2
zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.4
a) 1073/5451 x 100 = 19,7%
b) 1970 1073 (oud) 2017 2495 (nieuw)
2495-1073 / 1073 x 100 = 1422/1073 x 100 =
132,5%
c) 1 -> 2 -> 4 -> 5 -> 3
d) C
Slide 10 - Tekstslide
2.2 Prinsjesdag en economische politiek
Slide 11 - Tekstslide
Doelstellingen economische politiek:
. een evenwichtige arbeidsmarkt
. prijsstabiliteit
. een rechtvaardige inkomensverdeling
. economische groei en gezond milieu
. evenwicht op de betalingsbalans
. beheersing schuld collectieve sector
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag
Module Economie en maatschappij
Doornemen paragraaf 2.2
Opdrachten 2.6 t/m 2.9 maken
timer
10:00
eerst in stilte!
Slide 13 - Tekstslide
Welke begrippen horen NIET bij Prinsjesdag?
Hoedjes
Kroning
Troonrede
Miljoenennota
Stembiljetten
Rijksbegroting
Koffertje
Referendum
Minister van Financiën
Bordesfoto
Slide 14 - Sleepvraag
De derde dinsdag van september is het ....................................
De koning leest dan de ............................. voor. De minister van .................................. presenteert de rijksbegroting en de ..........................................
In de rijksbegroting staan de verwachte ............................... en ............................ voor het komende jaar.
Inkomsten
Troonrede
Financiën
Prinsjesdag
Uitgaven
Miljoenennota
Slide 15 - Sleepvraag
Welke doelstelling hoort hierbij? Om de export te bevorderen, worden meer exportsubsidies gegeven aan jonge bedrijven.
A
Rechtvaardige inkomensverdeling
B
Stabiel prijspeil
C
Evenwichtige arbeidsmarkt
D
Evenwichtige betalingsbalans
Slide 16 - Quizvraag
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 17 - Quizvraag
Van welke arbeidsmarkt is er sprake als er werkloosheid is?
A
Ruime arbeidsmarkt
B
Krappe arbeidsmarkt
C
Gespannen arbeidsmarkt
D
Onspannen arbeidsmarkt
Slide 18 - Quizvraag
inflatie
deflatie
prijsstijging
prijsdaling
koopkracht stijgt
kookkracht daalt
Slide 19 - Sleepvraag
Wat is sociale zekerheid?
A
mensen die geen inkomen verdienen, kunnen een uitkering krijgen
B
Iedereen is veilig op straat.
C
Iedereen is vrij om zijn of haar mening te geven.
D
Iedereen mag gebruikmaken van de collectieve voorzieningen.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen particuliere sector?
A
Schoenenwinkel
B
Fietsenwinkel
C
Ziekenhuis
D
Reclamebedrijf
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de particuliere sector?
A
Van de overheid, wil winst maken
B
Van de overheid, wil geen winst maken
C
Niet van de overheid,
wil winst maken
D
Niet van de overheid,
wil geen winst maken
Slide 22 - Quizvraag
Wat zijn de vier overheden?
A
Rijk, provincie, gemeente, zbo's
B
Rijk, gemeente, waterschap, burgermeester
C
waterschap, gemeente, fusie, collectief
D
Provincie, Rijk, Belastingdienst, gemeente
Slide 23 - Quizvraag
Wat is privatisering?
A
De overheid koopt een dienst of activiteit van een particulier bedrijf met het idee hier
winst me te kunnen maken.
B
De overheid stimuleert particuliere bedrijven om meer mensen in dienst te nemen.
C
De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector.
D
Het privévermogen van eigenaren van bedrijven in de particuliere sector wordt door
de overheid beschermd.