1. Je bent op de hoogte van de veel gebruikte activerende interventie-methodieken in het Sociaal Werk
2. Je weet op welke wijzen, voor welke cliënten en in welke situaties deze methodieken worden ingezet in de praktijk
3. Je hebt je verdiept in een activerende methodiek en deze toegepast op een casus van een cliënt
4. Je herkent de opvoedstijlen (vanuit de psychologie)
5. Je past de begeleidingsstijlen toe op de hulpvraag van de cliënt
6. Je herkent de opvoedingsmethodieken