Je kunt de formule opstellen van een lineair verband
Je herkent de formule van een exponentieel verband
Slide 2 - Tekstslide
Lineair: y = ax + b
Stel de formule op van de lineaire lijn tussen punt A (5, 130) en B(8, 190)
Stap 1: Bereken a met behulp van
Stap 2: Vul alle bekende waarden (a, x en y) in de standaardvorm (y = ax+b) in.
Stap 3: Bereken b en geef de formule
ΔxΔy=xb−xayb−ya
Slide 3 - Tekstslide
Exponentieel verband:
Kenmerk exponentieel verband: elke stap keer hetzelfde.
b: beginwaarde
g: groeifactor (3 decimalen), altijd groter dan 0
g < 1 en g > 1
N=b⋅gt
Slide 4 - Tekstslide
Corona
Op 27 september 2021 ligt de groeifactor van het aantal coronabesmettingen op 0,912. Het aantal besmettingen die dag staat op 1411. Wat is hierbij de exponentiële formule?
Slide 5 - Tekstslide
Aan de slag
Paragraaf 9.1, opdracht 3, 6, 8, 10
Voorkennis naar behoefte zelfstandig
Slide 6 - Tekstslide
Tabellen en grafieken bij exponentiële groei
Slide 7 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kunt van een tabel aantonen of deze hoort bij exponentiële groei.
Je kunt rekenen met de formule van een exponentieel verband en benoemen hoe de grafiek eruitziet.
Slide 8 - Tekstslide
Toon aan dat deze tabel bij een exponentieel verband hoort.
Slide 9 - Tekstslide
Grafieken bij exponentiële groei
Slide 10 - Tekstslide
Zelf aan de slag
13, 14, 19
Slide 11 - Tekstslide
Groeifactor en groeipercentage
Slide 12 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kunt een groeifactor omzetten in een groeipercentage en andersom.
Je kunt berekeningen uitvoeren aan de hand van groeipercentages of groeifactoren.
Slide 13 - Tekstslide
Groeipercentage en groeifactor
Groeipercentage: wat komt erbij (bv 20%)
Groeifactor: waarmee vermenigvuldig je (bv 1,2)
Slide 14 - Tekstslide
Welke groeifactor hoort er bij:
a) een toename van 2%
b) een toename van 200%
c) een afname van 12%
d) een afname van 0,3%
Slide 15 - Tekstslide
Uitwerkingen
a) 1,02
b) 3
c) 0,88
d) 0,997
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeldvraag
In maart 2000 waren er nog 250.000 kievieten in Nederland. Dat aantal neemt elk jaar met 4,5% af. In maart van welk jaar zijn er voor het eerst nog maar 100.000 kievieten in Nederland?
Slide 17 - Tekstslide
Uitwerking
Stap 1. Bereken de groeifactor:
Stap 2. Stel de formule op:
Stap 3. Voer de formule en y2 = 100.000 in op de GR.
Stap 4. Optie intersect geeft x = 19,9. Dus in maart 2020
N=250.000⋅0,955t
100100−4,5=0,955
Slide 18 - Tekstslide
Zelf aan de slag
24, 26, 27, 28, 29
Slide 19 - Tekstslide
Verdubbelingstijd en Halveringstijd
Slide 20 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kent het begrip verdubbelingstijd en halveringstijd.
Je kunt aan de hand van een groeipercentage of groeifactor de verdubbelingstijd of halveringstijd berekenen.
Slide 21 - Tekstslide
Exponentieel verband
Stel de beginhoeveelheid is 100. Waar moet je mee vermenigvuldigen als je je beginhoeveelheid wil verdubbelen?
Waar moet je mee vermenigvuldigen om je beginhoeveelheid te halveren?
N=b⋅gt
Slide 22 - Tekstslide
Verdubbelingstijd en halveringstijd
Verdubbelingstijd: hoe lang het duurt voordat een hoeveelheid verdubbelt.
In formulevorm de 't' waarvoor geldt dat
Halveringstijd: hoe lang het duurt voordat een hoeveelheid halveert.
In formulevorm de 't' waarvoor geldt dat
gt=2
gt=0,5
Slide 23 - Tekstslide
Bijvoorbeeld
Maike heeft het onkruid in haar tuin behandeld met een bestrijdingsmiddel. Elke week neemt het onkruid met 4% af.
Na hoeveel weken is de helft van het onkruid weg?
Als Maike 3 weken op vakantie gaat, is het onkruid weer met 50% toegenomen. Wat is de groeifactor van het onkruid per week?
Slide 24 - Tekstslide
Zelf aan de slag
34, 35a, c, 40, 41
Slide 25 - Tekstslide
Groeifactoren omzetten
Slide 26 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kunt een groeipercentage omzetten in een andere tijdseenheid.
Slide 27 - Tekstslide
Groeipercentages omzetten
Als een hoeveelheid elke week met 1,2% toeneemt, wat is dan de toename na 4 weken?
Als een hoeveelheid elk jaar met 8% afneemt, wat is dan de afname per half jaar?
Slide 28 - Tekstslide
Zelf aan de slag
45, 48, 49, 52
Slide 29 - Tekstslide
Een exponentiële formule opstellen
Slide 30 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen
Herhalen lineair verband
Leren hoe je een exponentieel verband opstelt
Slide 31 - Tekstslide
Y = ax + b
Een lijn gaat door de punten (4, 12) en (8, 62). Stel hierbij een formule op.
Slide 32 - Tekstslide
Exponentiële formule opstellen
Een exponentieel verband gaat door de punten (4, 12) en (8, 62). Stel hierbij een formule op.
Slide 33 - Tekstslide
Exponentieel stappenplan
Stap 1: Bereken de totale groeifactor met
Stap 2: Bereken de groeifactor per tijdseenheid door
Stap 3: Vul N, g en t in, in de formule
Stap 4: Bereken 'b' en rond af op het gegeven aantal decimalen.
yayb
(yayb)xb−xa1
N=b⋅gt
Slide 34 - Tekstslide
Zelf aan de slag
56, 57, 58, 59
Slide 35 - Tekstslide
Logaritmisch papier
Slide 36 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kunt de logaritmische schaalverdeling aflezen.
Je kunt logaritmisch papier aflezen en aan de hand daarvan de formule van een exponentieel verband opstellen.
Slide 37 - Tekstslide
Logaritmisch papier
Bladzijde 38 van het boek
Slide 38 - Tekstslide
Formule opstellen
Stel de formule op bij de grafiek
hiernaast.
Slide 39 - Tekstslide
Zelf aan de slag
64, 67
Slide 40 - Tekstslide
Redeneren met formules
Slide 41 - Tekstslide
Wat ga je vandaag leren?
Je kunt op basis van de formule beredeneren of een grafiek gaat stijgen of dalen.
Je kunt aan de hand van de formule beredeneren wat de grenswaarde van een grafiek is.
Slide 42 - Tekstslide
Beredeneer wat het verzadigingsniveau (grenswaarde) is van deze formule.
Beredeneer of de grafiek van N stijgend of dalend is.