Grammatica les 4: voegwoorden

Grammatica les 4
Voegwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Les over zinnen en zinsstructuur.

Onderdelen in deze les

Grammatica les 4
Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je het nevenschikkend voegwoord (nevensch. vw) en het onderschikkend voegwoord (ondersch.vw) geleerd. 

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Groep zelfstandig: maak opdracht 1, 3 en 5 op blz. 224 + 225
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daarover op zijn website.

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 8 - Tekstslide

Voegwoorden

Een samengestelde zin kan een voegwoord hebben. (soms is er geen vw)

- nevenschikkende voegwoorden: deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.

VB. en, maar, want, of, dus

- onderschikkende voegwoorden: deze verbinden een hoofdzin en bijzin met elkaar.

Vb. aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • of
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • etc.

Slide 10 - Tekstslide

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een bijzin?
  • Je hebt bij een onderschikking te maken met een bijzin.
  • Een bijzin is een zinsdeel in de vorm van een zin. Deze zin heeft een eigen persoonsvorm.

Slide 12 - Tekstslide

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
- hier kun je niets tussen zetten (tussen ow en pv).
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

De docent heeft het uitgelegd en de leerlingen snappen het.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben benieuwd of jullie het snappen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

De leerling stelde een vraag toen de docent klaar was met uitleggen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 16 - Quizvraag

Luc wil wel graag hoge cijfers halen, (maar) hij heeft geen zin om daarvoor te leren.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 17 - Quizvraag

Suzanne kleedt zich thuis om, (voordat) ze naar balletles gaat.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 18 - Quizvraag

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik ga vanavond naar de film of ik ga sporten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 19 - Quizvraag

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik moet nablijven, omdat ik gisteren mijn spullen was vergeten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 20 - Quizvraag

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik kan stofzuigen, terwijl jij lekker op de bank ligt.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
Groep zelfstandig: maak opdracht 1, 3 en 5 op blz. 224 + 225
Groep instructie: maak opdracht 1 en 3 op blz. 224 + 225

Slide 22 - Tekstslide