Module 4 Gezondheid en gezondheidszorg NT2

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 2

Thema 4
Gezondheid en gezondheidszorg.

Tekst

• Wat doe jij om gezond te blijven?
• Ben je in Nederland wel eens bij de huisarts geweest?
• Met welke klachten ga je naar de huisarts?
• Kun je de hele week bij de huisarts terecht?
  

4.2 Ziekenhuis

en thuiszorg

In Nederland moet je eerst altijd naar de huisarts. Daarna naar het ziekenhuis. Hoe is dat in jouw land?

4.3 Bij de apotheek

Je hebt medicijnen nodig. Moet je naar de apotheek of drogist?

• Je hebt hoofdpijn en wilt een pilletje gebruiken.
• Je hebt medicijnen voor je hart. Je hebt een recept.
• Je bent vaak verdrietig en somber. De dokter geeft het advies om medicijnen te gebruiken.
  

Apotheek of drogist?
Je hebt medicijnen voor je hart. Je hebt een recept.

1. Drogist
2. Apotheek

4.4 De tandarts

Hoe vaak ga jij naar de tandarts? En hoe vaak ging je in jouw land naar de tandarts?

• 's Avonds en in het weekend; huisartsenpost. Wat is het?

• Wat moet je doen bij een noodgeval? Wat moest je in jouw land dan doen?

4.7 Zorgverzekering

• In Nederland verplicht. Bij wie ben jij verzekerd?
• Geld terugvragen van je zorgverzekeraar, hoe?

Je hebt veel last van buikpijn. Wat doe je?

1. Je belt je huisarts voor een afspraak
2. Je gaat naar het ziekenhuis
3. Je gaat naar de huisartsenpost

Je bent erg ziek. Je moet naar de specialist. Wat heb je nodig?

1. een recept
2. een medicijn
3. een verwijsbrief

Je gaat voor de eerste keer naar het ziekenhuis. Wat moet je laten maken?

1. een verwijsbrief
2. een registratiekaart
3. een echo

Je moeder is heel oud. Ze kan niet meer voor zichzelf zorgen. Ze heeft thuiszorg nodig. Wat doe je?

1. Je neemt contact op met de huisarts. Die stuurt iemand voor hulp in huis.
2. Je neemt contact op met het CIZ voor een indicatiestelling
3. Je neemt contact op met het verzorgingshuis

Je hebt hoofdpijn. Je gaat naar de huisarts. De huisarts schrijft een recept uit. Waar haal je de medicijnen?

1. de supermarkt
2. de drogist
3. de apotheek

Er zijn mensen gewond geraakt bij een ongeluk. Wat doe je?

1. je doet niks
2. je belt de politie
3. je belt 112

Jij bent zwanger. Of je partner is zwanger. Wanneer moet jij of zij voor het eerst naar de verloskundige?

1. Als je het kindje voelt bewegen
2. Meteen als je weet dat je zwanger bent. Of dat je partner zwanger is
3. Na acht weken.

Je bent ziek. Het is weekend. Je kunt niet tot maandag wachten. Wat doe je?

1. Je gaat naar je huisarts
2. je gaat naar het ziekenhuis
3. je belt naar de huisartsenpost

Je hebt nog geen zorgverzekering. Wat doe je?

1. Je doet niks. Een zorgverzekering is niet verplicht
2. Je doet niks. Je bent toch niet vaak ziek
3. Je sluit een zorgverzekering af. Een zorgverzekering is verplicht.

Je voelt je niet zo lekker. Je hebt een beetje griep. Wat doe je?

1. Je gaat meteen naar de huisarts
2. Je gaat meteen naar het ziekenhuis
3. Je doet niks. Je kijkt eerst of het vanzelf over gaat

Je hebt een korte vraag aan je huisarts. Wat doe je?

1. Je belt de huisarts voor een afspraak
2. Je belt de huisarts tijdens het telefonisch spreekuur
3. Je gaat zonder afspraak naar de huisarts toe

Je tweede kindje is geboren. Ze is helemaal gezond. Je krijgt een uitnodiging van het consultatiebureau. Wat doe je?

1. Je gaat met je kindje naar het consultatiebureau
2. Je gaat niet, omdat het niet verplicht is.
3. Je gaat niet, omdat je al weet hoe alles moet