H4 par 4.1 + 4.2

H4 Inkomen
4.1 + 4.2: Inkomensverschillen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H4 Inkomen
4.1 + 4.2: Inkomensverschillen

Slide 1 - Tekstslide

Soorten inkomens
- door arbeid :   Loon / salaris
- bezit: rente / pacht / huur
- zonder tegenprestatie: overdrachtsinkomen (bijstand, huurtoeslag, zorgtoeslag)

Slide 2 - Tekstslide

Waarom verdiend niet
iedereen hetzelfde?

Slide 3 - Woordweb

Verschil in inkomen

- opleiding
- verantwoordelijkheid / functie
- vraag naar het beroep
- ervaring
- leeftijd
- talent
- risico / ploegendienst

Slide 4 - Tekstslide

Gemiddeld of modaal

Gemiddeld inkomen in Nederland= Totale inkomen : werkenden

Modaal inkomen = het inkomen dat de meeste mensen  
                                        verdienen (het inkomen dat het meeste  
                                                                                                               voorkomt)

Slide 5 - Tekstslide

Lorenzcurve 

Slide 6 - Tekstslide

Lorenzcurve gelijke verdeling

Slide 7 - Tekstslide

Lorenzcurve 

Slide 8 - Tekstslide

Inkomens- verschillen
Aan de groene, digitale lijn zie je dat de inkomens precies gelijk zijn verdeeld over de bevolking. 30% van alle personen verdient ook 30% van het inkomen.

In een land met een ongelijke inkomensverdeling krijg je een gebogen lijn. Aan de paarse lijn zie je dat 70% van de bevolking slechts 40% van het totale inkomen verdient. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

armoedeval 
Wanneer mensen in de bijstand zitten kunnen ze terecht komen in de armoedeval:
- Het verschijnsel waardoor het niet aantrekkelijk is om te gaan werken (ze zitten in de val)

Door hun inkomen wordt hun uitkering 
gekort. Dit stimuleert niet om te werken. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zou jij de armoedeval bestrijden?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verschil tussen nivelleren en denivelleren ook alweer?

Slide 13 - Open vraag

Verschillen veranderen


NIVELLEREN; het verschil tussen 'arm' en 'rijk' verkleinen
DENIVELLEREN: het verschil tussen 'arm' en 'rijk' wordt groter

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

hoog tegenover laag
Het gelijk worden van inkomensverschillen noemen we nivelleren. (de verhouding tussen hoge en lage inkomens daalt)
Wanneer de verhouding tussen hoge en lage inkomens groter wordt noemen we dat denivelleren.
(de verhouding tussen hoge en
lage inkomens stijgt)

Slide 16 - Tekstslide

hoog tegenover laag
Het principe van nivelleren en denivelleren is alleen te bepalen als je de inkomens in verhouding (= %) zet!

Als iedereen 1% erbij krijgt blijven de verhoudingen gelijk. Hier is dus geen sprake van nivellering of denivellering.
Als iedereen €100 erbij krijgt veranderen de verhoudingen. Hier is dus mogelijk sprake van nivellering of denivellering. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld van nivellering of denivellering:
Mohamed heeft een hoog inkomen, van € 55.000 per jaar. Roos heeft een laag inkomen, van € 15.000 per jaar. Beide krijgen een loonsverhoging van € 200 per jaar. Hoeveel verdienen ze extra in procenten?
Roos: 200 : 15.000 x 100 = 1,3%
Mohamed: 200 : 55.000 x 100 = 0,36%.
Het lage inkomen stijgt meer dan het hoge inkomen dus hier is sprake van ......


Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
Ellen verdient €23.000 per jaar. Senna verdient €56.000 per jaar. Ellen krijgt een eenmalige bonus van €1.500 en Senna krijgt €1.000.
Is hier sprake van nivellering of denivellering? Leg je antwoord uit met een berekening.
tip: Bereken eerst hoeveel procent hun loon stijgt, en bepaal dan of het laagste inkomen dichterbij of verder van het hoge inkomen komt.

Slide 19 - Tekstslide

Manieren van nivelleren
- progressief belastingstelsel
- (extra) heffingskortingen voor lagere inkomens
- subsidies / uitkeringen voor de mensen met laag inkomen
- aftrekposten, bedrag wat je af mag halen van je belastbaar inkomen Box 1 :  
    Belastingteruggave specifieke zorgkosten.
    Giften.
    Reiskosten woon-werkverkeer.
    Belastingteruggave studiekosten.
    Betaalde partneralimentatie.

Slide 20 - Tekstslide

Progressieve belastingheffing: Hoe hoger je inkomen hoe hoger de loonheffing. De loonheffing stijgt sneller omhoog dan je loon.

Mensen met hoge inkomens proberen vaak om minder belasting te betalen. 
 

Slide 21 - Tekstslide

Zij zetten wit geld om in:
Zwart geld:
illegale belastingontduiking is het niet (volledig) nakomen van belastingverplichtingen. (het achterhouden van informatie bij belastingaangifte of het opgeven van onjuist informatie bij een aangifte).
Grijs geld: 
Belastingontwijking is het ontwijken van belasting op een legale manier. (Het actief gebruik maken van allerlei ingewikkelde constructies om minder of geen belasting te betalen, belastingparadijzen)

Slide 22 - Tekstslide

Sociale zekerheid

Slide 23 - Tekstslide

Sociale zekerheid

Slide 24 - Tekstslide

Sociale zekerheid
AKW = kinderbijslag (sociale voorziening)

WW = werkeloosheidswet (werknemersverz.)
WIA = wet inkomen naar arbeidsvermorgen (werknemersverz.)

AOW = Algemene Ouderdomswet (volksverzekering)
ANW= Algemene nabestaandenwet

Slide 25 - Tekstslide

Vergrijzing
PROBLEEM VERGRIJZING:

De beroepsbevolking die de premies betaalt wordt steeds kleiner en moet een steeds grotere groep 67-plussers onderhouden!

Slide 26 - Tekstslide

HUISWERK

4.1: de toepassingsvragen
4.2: de toepassingsvragen

Slide 27 - Tekstslide