evolutie laatste les examentraining

1. Leg uit hoe darmbacteriën met genen van de zeebacterie door natuurlijke selectie talrijk zijn geworden in de darmflora van Japanners. (2p)
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1. Leg uit hoe darmbacteriën met genen van de zeebacterie door natuurlijke selectie talrijk zijn geworden in de darmflora van Japanners. (2p)

Slide 1 - Open vraag

Uit het antwoord moet blijken dat...
- door het zeewier in het voedsel van Japanners de darmbacteriën met genen van de zeebacteriën een voordeel hebben ten opzichte van de darmbacteriën zonder die genen (oorzaak)
- daardoor kunnen bacteriën met genen van de zeebacterie zich vaker vermenigvuldigen (gevolg)

Slide 2 - Tekstslide

2. - Geef een biologisch argument waarom het gerechtvaardigd is om van één soort te spreken.
- Geef ook een biologisch argument waarom het gerechtvaardigd is om van twee soorten te spreken. (2p)

Slide 3 - Open vraag

- Er kan van 1 soort worden gesproken omdat  de beide varianten (kunstmatig) kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen geven
- Er kan van 2 soorten worden gesproken want de beide varianten planten zich zonder hulp niet onderling voort / er is sprake van seksuele isolatie

Slide 4 - Tekstslide

3. Noteer de namen van de 2 processen waardoor beide varianten van elkaar zijn gaan verschillen.
Verklaar dat in dit geval soortvorming kan optreden op eenzelfde wijze als bij geografische isolatie (2p)

Slide 5 - Open vraag

- mutatie en selectie(druk)
- De beide varianten zijn (door de verschillende manieren van bestuiven) van elkaar in voortplantingswijze geïsoleerd geraakt. Bij geografische isolatie is ook geen voorplanting meer mogelijk.

Slide 6 - Tekstslide

4. Leg uit, aan de hand van de informatie uit het tekstkader, dat in de loop van de evolutie steeds meer boomsoorten anthocyaan zijn gaan produceren. (3p)

Slide 7 - Open vraag

uit het antwoord moet blijken dat...
- bomen met rode bladeren minder bezocht worden door bladluizen
- minder bladluizen betere groei geeft
- bomen met rode bladeren daardoor een selectievoordeel hebben

Slide 8 - Tekstslide

5. Welke groep hagedissen is volgens deze stamboom het minst verwant aan alle overige hagedissen? (1p)

Slide 9 - Open vraag

6. Ezrin bestudeert ook de DNA-gegevens die de onderzoekers gebruikt hebben voor het samenstellen van het verwantschapsdiagram. Tussen welke van de volgende groepen hagedissen zal hij de meeste overeenkomsten in hun DNA vinden?
A
Tussen varanen en leguanen
B
Tussen varanen en skinks
C
tussen varanen en slangen
D
tussen varanen en brilhagedissen

Slide 10 - Quizvraag

7. Welk antwoord is hierop het meest waarschijnlijk?
A
Bij slangen....etc
B
Hazelwormen...etc
C
Slangen en wormhagedissen....etc
D
Slangen en hazelwormen....etc

Slide 11 - Quizvraag

8. Welke geologische periode was dat? (1p)

Slide 12 - Open vraag

9. Door welk proces daalde in het steenkooltijdperk het CO2-gehalte in de atmosfeer?
Waardoor kwam aan deze daling een eind door de aanwezigheid van zowel witrot- als bruinrotschimmels? (2p)

Slide 13 - Open vraag

- Door fotosynthese vastleggen van CO2 (in hout / biomassa / planten)
- Uit het antwoord moet blijken dat de geproduceerde organische stof door de schimmels werd afgebroken waardoor CO2 weer in de atmosfeer terugkwam.

Slide 14 - Tekstslide