H5 Examentrainer Thema 3

Examentrainer
Thema 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examentrainer
Thema 3

Slide 1 - Tekstslide

De zeebacteriën maken enzymen om voedingsstoffen uit zeewier te verteren. Deze enzymen blijken ook door bepaalde menselijke darmbacteriën te worden gemaakt. Nader onderzoek wijst uit dat de genen voor die enzymen alleen voorkomen in darmbacteriën die geïsoleerd zijn uit poep van Japanners. Ze worden nooit aangetroffen in poep van Noord-Amerikanen. Waarschijnlijk hebben Japanse darmbacteriën de genen voor deze enzymen lang geleden overgenomen van zeebacteriën in het voedsel. En voor de bacteriën die in de darmen van Japanners leven, heeft dit extra DNA een groot voordeel. Japanners eten gemiddeld 14 g gedroogd zeewier per dag. Dit zeewier heeft voor de mens een lage voedingswaarde, want het bevat voornamelijk vezels. Deze vezels kunnen door de darmbacteriën met de zeebacterie-enzymen worden afgebroken tot voor de bacterie bruikbare stoffen. De gastheer profiteert ook van de door de bacterie verkregen eigenschap: de zeebacterie-enzymen verteren zeewier extracellulair (buiten de cel) en een deel van de verteringsproducten wordt door de darm opgenomen voordat de bacteriën deze producten zelf kunnen gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide


1. Leg uit hoe darmbacteriën met genen van de zeebacterie door natuurlijke selectie talrijk zijn geworden in de darmflora van Japanners.

Slide 3 - Open vraag

Uit het antwoord moet blijken dat:

• door het zeewier in het voedsel van Japanners de darmbacteriën met genen van de zeebacterie een voordeel hebben ten opzichte van de darmbacteriën zonder die genen;            Variatie, Selectie

• bacteriën met genen van de zeebacterie zich daardoor vaker kunnen vermenigvuldigen.        Reproductie


Slide 4 - Tekstslide


2. Geef hiervan een voorbeeld. Noteer de naam van een enzym, de klier waar dit enzym geproduceerd wordt en beschrijf de omzetting die dit enzym bewerkstelligt.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

De darmbacteriën scheiden enzymen uit die extracellulair grote organische moleculen afbreken tot kleinere opneembare moleculen. Ook bij de mens treedt extracellulaire vertering op.
Geef hiervan een voorbeeld. Noteer de naam van een enzym, de klier waar dit enzym geproduceerd wordt en beschrijf de omzetting die dit enzym bewerkstelligt.

Voorbeeld:          
Amylase, geproduceerd in de alvleesklier, zet zetmeel om in maltose.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld van een goed antwoord:
Amylase, geproduceerd in de alvleesklier, zet zetmeel om in maltose.

– Voor notatie van een verteringsenzym met de juiste klier en omzetting: het antwoord is goed.
– Voor slechts twee van de drie gevraagde onderdelen: het antwoord is gedeeltelijk goed.
– Voor een of minder van de gevraagde onderdelen: het antwoord is niet goed.


Slide 8 - Tekstslide


3. Vertering van cellulose uit de vezels van het zeewier door de darmbacterie levert bruikbare voedingsstoffen op voor de gastheer.
Welke voedingsstoffen zijn dit?
A
mineralen
B
monosachariden
C
nucleotiden
D
vitaminen

Slide 9 - Quizvraag

Cellulose: polysacharide (BiNaS 67F)



Slide 10 - Tekstslide


4. Sushi met garnalen vormt geen bedreiging voor de gezondheid.
Waardoor is de concentratie kwik in sushi met tonijn wel boven de ADI-waarde en die in sushi met garnalen niet?
A
Tonijnen assimileren meer dan ze dissimileren, garnalen niet
B
Tonijnen eten meer dan garnalen eten
C
Tonijnen hebben een grotere variatie in voedsel dan garnalen
D
Tonijnen staan hoger in de voedselpiramide dan garnalen

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide


5. Het centraal zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg, de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen.
Welk deel van het centraal zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 13 - Quizvraag

Hersenstam: regelcentrum
  • ademhaling
  • hartslag
  • bloeddruk
  • ....
Kleine hersenen:
Evenwicht en coördinatie

Grote hersenen: verwerken impulsen
  • motorisch
  • zien, horen, ruiken 
  • geheugen
  • ....

Slide 14 - Tekstslide


6. Welke voedingsstoffen zijn in dit dieetadvies beperkt?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 15 - Quizvraag


Bij mensen van wie de nieren minder goed functioneren, is de uitscheiding van ureum verstoord. Om te voorkomen dat de ureumconcentratie in het bloed te snel oploopt, adviseert Evan deze patiënten een aangepast dieet.

Welke voedingsstoffen zijn in dit dieetadvies beperkt?

Slide 16 - Tekstslide


7. In afbeelding 1 is het beeld weergegeven van een MRI-scan van de patiënt met een resorptiestoornis.
Welke letter geeft het gedeelte aan dat bij deze patiënt niet goed functioneert?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide


8. Voedingsstoffen in een normale maaltijd zijn onder andere zetmeel, eiwitten, glucose, vezels, vitaminen en aminozuren.
Noteer welke van deze voedingsstoffen Evan in het recept moet opnemen.
Welk deel van het centraal zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?

Slide 19 - Open vraag

Juiste antwoord:

Glucose, vitaminen en aminozuren.

Opmerking: als er een voedingsstof ontbreekt of onjuist is, is het antwoord gedeeltelijk goed.

Slide 20 - Tekstslide

9. Op welk levensverschijnsel heeft een jodiumtekort bij de mens het meeste effect?
Onjuist
Juist
celstofwisseling
reactie op prikkels
uitscheiding
spijsvertering
gaswisseling

Slide 21 - Sleepvraag


10. Bij coeliakiepatiënten die gluten met hun voedsel binnenkrijgen, verdwijnen de darmvlokken voor een belangrijk deel. Leg uit welke effecten dit heeft op het functioneren van de dunne darm.

Slide 22 - Open vraag

Uit het antwoord moet blijken:

– dat door het verdwijnen van darmvlokken het oppervlak van de dunne darm kleiner wordt,
– hierdoor in de dunne darm (per tijdseenheid) minder verteringssappen worden afgegeven,
– waardoor (per tijdseenheid) minder voedingsstoffen naar het bloed gaan.

Slide 23 - Tekstslide