TH 2.3 VH

• Biologie
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

BS 3: Organen voor vertering

Thema 2: Voeding en vertering

Planning en leerdoelen

Uitleg BS 3

- Je kunt de functies en kenmerken van onderdelen van het verteringsstelsel noemen

- Je kunt de verteringssappen noemen met hun functies

Opdrachten BS 3 maken

The winning bun

Ontwerp je eigen broodje!

- Aan de hand van het boekje

- In drietallen

- Telt als SO cijfer

BS 2: Het verteringsstelsel

BS 2: Oppervlakte vergroting

BS 3: Organen voor vertering

Vertering begint in de mondholte. Daar wordt eten gekauwd en er wordt speeksel toegevoegd. In speeksel zitten enzymen.

De maag

Maagsapklieren in de maagwand produceren maagsap.

Maagsap is zuur, dat doodt bacteriën.

Het bevat enzymen die eiwitten verteren.

Het maagportier sluit de maag af.

Lever en galblaas

De lever produceert gal.

Gal wordt opgeslagen in de galblaas.

Gal emulgeert vetten. Grote vetdruppels worden door gal kleiner gemaakt.

Daarna kunnen ze verteert worden door enzymen.

Twaalfvingerige darm en alvleesklier

In de twaalfvingerige darm komen

verteringssappen uit de lever en 

de alvleesklier samen bij het voedsel.

In alvleessap zitten enzymen die 

eiwitten, koolhydraten en vetten verteren.

Dunne darm

Darmsapklieren produceren darmsap.

Enzymen maken de vertering van eiwitten en koolhydraten af, daarna kunnen de verteerde stoffen opgenomen worden in het bloed, via de darmwand.

De darmwand bestaat uit darmplooien met darmvlokken.

 

Dunne darm

De darmwand bestaat uit darmplooien met darmvlokken.

Door alle plooien en vlokken heeft de dunne darm een grote oppervlakte.

 

Blinde darm en endeldarm

Blinde darm is de overgang tussen de dunne

en dikke darm

Heeft een wormvormig aanhangsel: appendix.

In de endeldarm worden onverteerde 

voedselresten tijdelijk opgeslagen.

Dikke darm

Via de darmwand wordt vocht opgenomen 

in het bloed.

Bacteriën verteren de laatste resten

van de koolhydraten (cellulose)

Aan de slag!

Wat?  Opdrachten van 2.3 (Huiswerk) - 1,2,5,6

Hoe?  

- Boek

- Alleen of met degene naast je

Vragen?  Steek je hand op

Klaar?  Opdracht 7,8