Kennismaking met de taal Fries

Kennismaken met de taal Fries
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FriesBasisschoolGroep 3,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kennismaken met de taal Fries

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

• Je krijgt inzicht in de Friese taal.
  
• Je leert een paar woordjes en veelvoorkomende zinnen in het Fries.




Slide 2 - Tekstslide

Hou oud is de Friese taal? - 
Hoe âld is de Fryske taal?

Van oorsprong West-Germaanse taal die rond de 5e eeuw ontstond. 


-In 1956 kreeg het Fries erkenning als officiële taal naast het Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Friese Feitjes - Fryske Feiten
- Ongeveer 450.000 mensen in Friesland spreken Fries. 
50.000 mensen buiten Friesland spreken Fries.

- Er zijn drie hoofdvarianten van Fries: West-Fries (Nederland), Noord-Fries (Duitsland) en Oost-Fries (Duitsland).


Slide 4 - Tekstslide

Fries taalgebied 
Frysk taalgebiet

Slide 5 - Tekstslide

Friese Feitjes - Fryske Feiten
- Fries heeft woorden die op het Engels lijken, zoals "boat" (boot), sâlt (zout) en "butter" (boter).


- In Friesland hebben veel plaatsen een Friese én een Nederlandse naam, bijvoorbeeld Ljouwert (Leeuwarden).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Week - Wike:
Maandag = moandei
Dinsdag = tiisdei
Woensdag = woansdei
Donderdag = tongersdei
Vrijdag = freed
Zaterdag = sneon/saterdei
Zondag = snein
Dagen van de week - Dagen fan de wike

Slide 8 - Tekstslide

Quiz
Kwis


Met deze quiz testen we de kennis die je al hebt over een aantal belangrijke Friese woorden. 
-
Mei dizze kwis testen wy de kennis dysto al hast oer in oantal wichtige Fryske wurden.

Slide 9 - Tekstslide

kryst
A
B

Slide 10 - Quizvraag

Maandag
A
manje
B
maandei
C
moandei
D
mandei

Slide 11 - Quizvraag

Dinsdag
A
tiisdei
B
tysdei
C
tiisdy
D
dinsdei

Slide 12 - Quizvraag

Zaterdag
A
Sneon
B
Snein
C
Saterje
D
Saterdei

Slide 13 - Quizvraag

Donderdag
A
tongersdei
B
tonsdei
C
donderdei
D
tonsdy

Slide 14 - Quizvraag

Woensdag
A
woensdei
B
woansdei
C
waansdei
D
woensdy

Slide 15 - Quizvraag

Brood
A
Bolle
B
Brot
C
Bôle
D
Bread

Slide 16 - Quizvraag

School
A
Skoalle
B
Skool
C
Skûl
D
Skoal

Slide 17 - Quizvraag

Kinderen
A
Berne
B
Bearn
C
Bern
D
Bean

Slide 18 - Quizvraag

Zakgeld
A
Sekjild
B
Sekjilt
C
Bûsjild
D
Boesejilt

Slide 19 - Quizvraag

Gefeliciteerd
A
Lokwinske
B
Gelokwinske
C
Feliciteert
D
Gefeliciteert

Slide 20 - Quizvraag

kryststjer
A
B

Slide 21 - Quizvraag

tsjerke
A
B

Slide 22 - Quizvraag

krystbeam
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag

krystman
A
B
C
D

Slide 24 - Quizvraag

rindier
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

sniepop
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

kears
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

krystbal
A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

kryststâl
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag