C1 §3 hoofdgedachte en C7 §5 bewegend leren

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse boek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse boek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag
- Boekpromotie en zelfstandig lezen

- C7 Spelling, §5 Bewegend leren

- C1 Lezen, §3 Hoofdgedachte
Doel: Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Boekpromotie

Slide 3 - Tekstslide

          Boekpromotie
Wat is de titel?


Slide 4 - Tekstslide

Wat is de titel van dit boek?

Slide 5 - Open vraag

          Boekpromotie
Wat is de titel?


Slide 6 - Tekstslide

Wat is de titel van dit boek?

Slide 7 - Open vraag

          Boekpromotie
Wat is de titel?


Slide 8 - Tekstslide

Wat is de titel van dit boek?

Slide 9 - Open vraag

          Boekpromotie
Wat is de titel?


Slide 10 - Tekstslide

Wat is de titel van dit boek?

Slide 11 - Open vraag

Lezen
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken huiswerk

Slide 13 - Tekstslide

Cursus 7 Spelling
Opdracht: 
Loop door de klas en vul de juiste antwoorden in op je antwoordenblad. 
Lees goed de opdracht en kijk naar het nummer van de opdracht.
Probeer je het zoveel mogelijk alleen te maken?
Succes!

Hoe: Je maakt het alleen
Nodig: Een pen
Klaar? Ga naar je plek en wacht tot de rest ook klaar is




timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide

Het stappenplan 
Stap 1: Oriënterend lezen
Stap 2: Globaal lezen
Stap 3: Precies lezen
Stap 4: Afronding

Slide 15 - Tekstslide

Stap 1: Oriënterend lezen
Doel: het onderwerp van de tekst vinden.

Hoe?
1. Lees de titel, tussenkopjes en bekijk eventuele afbeeldingen.
2. Lees de inleiding
3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? --> in enkele woorden.

Slide 16 - Tekstslide

Onderwerp/hoofdgedachte
- Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden. Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin. 
- De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver zegt in één zin.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

H1 Lezen §3 Hoofdgedachte
Opdracht: 
blz. 24/25 We bespreken eerst samen de tekst.
Je maakt in tweetallen opdracht 6 en 7 (bij tekst 4)



Hoe: Je mag samenwerken
Nodig: Je boek, een schrift en (markeer)pen
Klaar: Lees het nieuws op www.ad.nl of kijk het jeugdjournaal





timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Ik heb goed meegedaan met de les
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik weet nu hoe ik het verkleinwoord moet schrijven.
Ja, ik snap dit nu helemaal goed
Redelijk, ik snap het wel beter dan eerst
Nee, ik vind het nog steeds erg lastig

Slide 21 - Poll

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic

Slide 22 - Quizvraag

Plaats zo nodig hoofdletters.

bram als je mij een bitterbal aangeeft krijg je van mij een vlammetje

Slide 23 - Open vraag

als   ik   mijn   huiswerk   af   heb     zei     guus    kom   ik   nog   even   wat   chillen 
.
:
,
'
'
hoofdletter
hoofdletter
,
'

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de passende rij.
hoofdletters
geen hoofdletters
anneloes
school
bobby
gymzaal
meuken
hoeve

Slide 25 - Sleepvraag

In welke zin klopt de interpunctie?
A
De jongen heeft de finale verloren
B
de jongen heeft de finale verloren
C
de Jongen heeft de finale verloren.
D
De jongen heeft de finale verloren.

Slide 26 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met interpunctie?
A
Spelling
B
inhoud
C
Leestekens
D
taalgebruik

Slide 27 - Quizvraag

Sleep de juiste interpuncties naar de open plekken.
Is er iemand jarig __1__ Dan roepen we: Van harte gefeliciteerd __2__ Bijna

iedereen viert zijn of haar verjaardag __3__ Maar wist je dat niet elk land

dat op dezelfde manier doet __4__ Veel Nederlandse gewoontes vinden ze

in het buitenland maar gek__5__ We roepen bijvoorbeeld allemaal: Hiep,

hiep hoera __6__ En waarom gaat iedereen in een kringetje zitten __7__ Je

moet je verjaardag natuurlijk gewoon zo vieren zoals jij dat leuk vindt __8__
?
?
?
.
.
.
!
!

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 29 - Sleepvraag

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 30 - Quizvraag

lidwoord
zelfstandig 
naamwoord
verkleinwoord
werkwoord
De
winkelmedewerkster
verkoopt
heerlijke
nootjes
in 
haar
winkeltje.

Slide 31 - Sleepvraag

Verkleinwoord met PJE
Verkleinwoord met TJE
Verkleinwoord met JE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
hand
fiets
verkleinwoord

Slide 32 - Sleepvraag