Paragraaf 3 De Woningfinanciering

4.3 De woningfinanciering
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.3 De woningfinanciering

Slide 1 - Tekstslide

Vragen 
Hoofdstuk 3 paragraaf 2  6,7, 8 en 10
Hoofdstuk 3 paragraaf 3 1 tot met 3

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken Hoofdstuk 3 paragraaf 2
6 en 8

Slide 3 - Tekstslide

Hypotheek
hypotheeklening 
huis = onderpand 

Slide 4 - Tekstslide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 5 - Tekstslide

Hypotheeklasten
- Aflossing lening en rentekosten

- Worden per maand betaald

Slide 6 - Tekstslide

Rentepercentage
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente 
  • het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Slide 7 - Tekstslide

Maximaal hypotheekbedrag
  • hoogte van je inkomen
  • de getaxeerde waarde van  het huis

Slide 8 - Tekstslide


Hypothecaire lening

Annuïteiten hypotheek                                       Lineaire hypotheek



Slide 9 - Tekstslide

Soorten hypotheek
  • Annuïteit
  • Lineair

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Annuïteit
  • Maandbedrag blijft hetzelfde
  • In het begin veel rente en weinig aflossing

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Lineair
  • Maandbedrag wordt steeds lager
  • Aflossing blijft gelijk 
  • Dus steeds minder rente

Slide 14 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 15 - Tekstslide

Rekensom hypothecaire lening
  • Stel je sluit een lineaire hypotheek af van € 240.000. De looptijd van de lening is 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. Aan rente en aflossing betaal je in het eerste jaar samen € 14.600.
  • Hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?
  • Totale bedrag jaar 1 = aflossing + rente = € 14.600
  • Rente = 3: 100 x € 220.000 = € 6.600
  • Aflossing = € 14.600 - € 6.600 = € 8.000
  • (  Elk jaar wordt er namelijk afgelost € 240.000 : 30= € 8.000)

Slide 16 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 17 - Tekstslide

Huiseigenaren kunnen financieel problemen krijgen als
  • hun inkomen daalt
  • ze hun huis moeten verkopen terwijl de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning

Slide 18 - Tekstslide

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 19 - Quizvraag

Verhuurder
Huurder
Woningverbetering
Klein onderhoud
Groot onderhoud

Slide 20 - Sleepvraag

Wat doet een makelaar?
A
Deze helpt met verhuizen
B
Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
C
Helpt met het zoeken en kopen van een huis

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een nadeel van een lineaire hypotheek?
A
Je betaalt in totaal veel rente.
B
Je moet in totaal veel aflossen.
C
De kosten zijn in totaal heel hoog.
D
In het begin zijn de maandlasten heel hoog.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een voordeel van een Annuïteiten hypotheek?
A
De maandelijkse lasten worden steeds minder.
B
De maandelijkse lasten zijn altijd gelijk.
C
De maandelijkse lasten zijn altijd anders.
D
De maandelijkse lasten veranderen vaak.

Slide 23 - Quizvraag

Welke opmerking over een annuïteiten hypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 24 - Quizvraag

paragraaf 4.3
maken 1 tot met  3, 5, 7 , 9 tot met 11

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video