Hier zie je wat duidelijker de hoogte van de bergen in Europa en hoe 'vlak' de rest van het land is. Dat hebben de gletsjers (kilometershoge en brede ijsblokken) gedaan in de oertijd, nog vòòr de tijd van de 'Jagers en de Boeren'.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen para 6.3
Je kunt de kenmerken van de vorm van Europa beschrijven.
Je kent de kenmerken van het reliëf van Europa.
Je kent het verband tussen het reliëf en de temperatuur (hoe hoger, hoe kouder).
Je kent het verband tussen het reliëf en de neerslag (stuwingsregen en regenschaduw)
Slide 3 - Tekstslide
Belangrijk!
Algemene regel:
Hoe hoger hoe kouder
Per 1000m wordt het 6 graden kouder.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe zijn de Alpen ontstaan? (1)
Hoe zijn de Alpen ontstaan?
80 miljoen jaar geleden: de plaat waar Afrika op ligt beweegt naar het noorden.
Deze botste met de Europese aardplaat.
Slide 5 - Tekstslide
Reliëf = hoogteverschil
In de bergen neemt de temperatuur per 1000 meter met 6 graden af. De hoogste berg in Europa (de Mont Blanc) is 4809 meter hoog (bijna 5 km dus!)
Boven 2100 meter groeien geen bomen meer. Men zegt dan:'de boomgrens is 2100 meter'.
Je kan uitleggen wat reliëf, klimaat en vegetatie met elkaar te maken hebben