Fotoreceptoren + beeldvorming in de hersenen

Fotoreceptoren + beeldvorming in de hersenen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fotoreceptoren + beeldvorming in de hersenen

Slide 1 - Tekstslide

leerstof WACO p. 52-57

Slide 2 - Tekstslide

Aan welk doel werk ik? 
06.24
De leerlingen leggen uit hoe plantaardige en dierlijke organismen prikkels ontvangen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de bedoeling van deze les? 
Het is de bedoeling dat je op zelfstandige basis aan de slag gaat met de leerstof. Ik heb deze les zodanig opgemaakt dat ik kan zien waar jij geraakt bent en wat je hebt gedaan. 

Slide 4 - Tekstslide

HERHALING

Slide 5 - Tekstslide

Filmpje 
Bekijk het filmpje op de volgende slide en beantwoord de bijhorende vraag. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hoe wordt het beeld doorgeven naar de hersenen?

Slide 8 - Open vraag

NIEUWE LEERSTOF

Slide 9 - Tekstslide

Lezen
Lees de tekst op de volgende slide. In de tekst wordt uitgelegd wat fotoreceptoren in het netvlies juist doen. 

Slide 10 - Tekstslide

Fotoreceptoren in het netvlies 
Uw netvlies (of retina) is een dun laagje dat achter in het oog de binnenkant van uw oog bekleedt. Dit laagje is heel gevoelig voor licht. Het netvlies bestaat uit speciale cellen die we fotoreceptoren noemen. De fotoreceptoren vangen licht dat in het oog terecht komt op als beelden en zetten deze beelden om in elektrische signalen. De elektrische signalen gaan vervolgens via de oogzenuw naar de hersenen. De hersenen maken hiervan het beeld dat wij zien.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

In welk deel van de foto zijn de kleuren het meest intens?
A
Regen
B
Donker
C
Zon
D
Maan

Slide 13 - Quizvraag

Bij minder licht worden de kleuren...
A
Intenser
B
Vager

Slide 14 - Quizvraag

Wat zie je als het pikkedonker is?
A
Niets
B
Iets

Slide 15 - Quizvraag

Sleepvraag: Sleep, in de volgende slide, de benaming naar het juiste vakje. 

Slide 16 - Tekstslide

Gele vlek
Blinde vlek
Vaatvlies 
Netvlies
Harde oogvlies 
Oogzenuw

Slide 17 - Sleepvraag

Zoek op:
Ga via volgende link: https://klassitebiologiestefanievictor.blogspot.com/p/fotoreceptoren-in-het-netvlies.html naar Functie van de staafjes en kegeltjes. Lees de tekst en beantwoord op de volgende dia de vragen. 

Slide 18 - Tekstslide

Waardoor wordt nachtblindheid veroorzaakt.

Slide 19 - Open vraag

Wat is kleurenblindheid?

Slide 20 - Open vraag

Filmpje
Bekijk aandachtig een samenvattend filmpje over de werking van de staafjes en kegeltjes en over kleurenblindheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Lezen
Lees op de volgende twee sliden de informatie over De accommodatiespieren en Hoe word je dan bewust van de beelden uit je omgeving?
Neem eventueel notities. 

Slide 23 - Tekstslide

De accommodatiespier 
Het scherpstellen van het beeld gebeurt door middel van accommodatie. Accommodatie is het aanpassen van de lensbolling. Dit kan met behulp van de accommodatiespier. Wanneer de accommodatiespier samentrekt wordt de ooglens boller. Als de accommodatiespier ontspant, wordt de lens platter. Als je iets van dichtbij wilt zien gaat je ooglens wat boller staan. Op die manier ontstaat er wat sterkere lichtbreking. Dan komt het beeld goed op het netvlies terecht. Stel dat het licht minder sterk zou breken, dan zou het licht achter het netvlies terechtkomen.

Als je iets in de verte wilt zien gaat je ooglens wat minder bol staan zodat er zwakkere lichtbreking ontstaat en het beeld weer goed op het netvlies terecht komt.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe word je dan bewust van de beelden uit je omgeving?
Er ontstaat een verkleind en omgekeerd beeld op het netvlies. Impulsen van dat beeld worden geleid naar de hersenstam via de oogzenuwen. De oogzenuwen kruisen. De linkerhelft van de hersenen neemt dus het rechterbeeld waar en andersom. Vanuit de hersenstam lopen de impulsen naar de grote hersenen waar het gezichtscentrum zich bevindt. In het gezichtscentrum worden de impulsen verwerkt tot logische beelden. Er ontstaat ook dieptewaarneming. Ga maar na. Je weet hoe groot een cola blikje is. Je ziet hoe klein hij eruit ziet. Zo kan je een goede inschatting maken van hoe ver het blikje van je af staat.

Slide 25 - Tekstslide

Zoek op: 
Er bestaan optische illusies. Zoek op wat dit inhoudt, welke er zijn en wat er in de hersenen gebeurt. Vul je gevonden antwoorden aan in de woordspin in de volgende slide. 

Slide 26 - Tekstslide

Optische illusies

Slide 27 - Woordweb

Zoek op: 
Wat is de andere term voor: Wanneer er met twee ogen gelijktijdig wordt waargenomen. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de andere term voor: Wanneer er met twee ogen gelijktijdig wordt waargenomen.

Slide 29 - Open vraag

Je bent aan het einde van dit leerpad gekomen. Heb je vragen? Aarzel dan niet mij te mailen via SmartSchool. Is er nog tijd over? Maak de oefeningen op pagina 58-61. 

Slide 30 - Tekstslide