toets 1 t/m 5

Personen die werken voor de overheid noem je..........
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Personen die werken voor de overheid noem je..........

Slide 1 - Open vraag

Wel Ambtenaren
Geen ambtenaren

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is niet in het algemeen belang?
A
Goed onderwijs voor iedereen
B
Goedkope en goede zorg
C
De relatie van André Hazes en Monique Westenberg
D
straat verlichting

Slide 3 - Quizvraag

actief kiesrecht
passief kiesrecht
iedereen van 18 jaar of ouder met een Nederlands paspoort
hiervoor moet je lid zijn van een politieke partij

Slide 4 - Sleepvraag

De belangrijkste man of vrouw van een politieke partij in verkiezingstijd

Slide 5 - Open vraag

Bij een regeerakkoord tussen verschillende partijen zijn compromissen onvermijdelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

VVD
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Populisme

Slide 7 - Quizvraag

een linkse partij is
A
VVD
B
PVV
C
CDA
D
SP

Slide 8 - Quizvraag

Linkse partijen:
A
vinden dat alle mensen evenveel belasting moeten betalen.
B
willen goede uitkeringen en voorzieningen voor de zwakkeren in de samenleving.
C
benadrukken de economische vrijheid van mensen en ondernemingen.
D
hechten veel waarde aan het geloof.

Slide 9 - Quizvraag

De VVD is een ....
A
linkse partij
B
midden partij
C
Rechtse partij

Slide 10 - Quizvraag

5. Het liberalisme is een stroming die ...
A
streeft naar zo groot mogelijke vrijheid
B
zo veel mogelijk gelijkheid wil
C
luistert naar het volk
D
uitgaat van de bijbel

Slide 11 - Quizvraag

De christen-democraten staan ​​voor
A
veiligheid en het geloof.
B
naastenliefde en het geloof.
C
vrijheid en het geloof.
D
het geloof en persoonlijke vrijheid.

Slide 12 - Quizvraag

Parlement is
A
eerste kamer
B
tweede kamer
C
eerste en tweede kamer
D
alle ministers

Slide 13 - Quizvraag

Het kabinet kan dreigen met een kabinetscrisis
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Het kabinet is:
A
Koning + ministers
B
Ministers + staatssecretarissen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekend het begrip?
regeerakkoord
A
Opdracht van de Tweede Kamer om een regering te vormen.
B
Document waarin staat wie de ministers worden.
C
Opdracht van de Tweede Kamer om ministers te benoemen.
D
Document waarin de belangrijkste doelen van het nieuwe kabinet staan.

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt er op Prinsjesdag?
A
Dan leest de Koning de Troonrede voor.
B
Dan leest de Koning de Miljoenennota voor.
C
Dan leest de Koning de Rijksbegroting voor.

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekend het begrip?
regeerakkoord
A
Opdracht van de Tweede Kamer om een regering te vormen.
B
Document waarin staat wie de ministers worden.
C
Opdracht van de Tweede Kamer om ministers te benoemen.
D
Document waarin de belangrijkste doelen van het nieuwe kabinet staan.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is Prinsjesdag?
A
Prinsen hebben vandaag feest
B
Koning treedt af
C
Koning blikt terug op afgelopen jaar
D
Kabinet maakt plannen voor komend jaar bekend

Slide 19 - Quizvraag

Stel dat dit de uitslag zou zijn van de 2e- Kamerverkiezingen, wie zouden er dan een coalitie kunnen vormen? Sleep de partijen die dit kunnen in het vakje 'coalitie'. Maak een coalitie met zo weinig mogelijk partijen
Coalitie
VVD - 36 zetels
CDA - 15 zetels
D66 - 27 zetels
PvdA - 11 zetels
GroenLinks - 6 zetels
SP - 5 zetels
SGP - 3 zetels

Slide 20 - Sleepvraag

Het recht van initiatief hoort bij de
A
Wetgevende taak
B
controlerende taak

Slide 21 - Quizvraag

Recht van initiatief .....
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.

Slide 22 - Quizvraag

Recht van initiatief heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 23 - Quizvraag

Het recht van initiatief hoort bij de
A
Wetgevende taak
B
controlerende taak

Slide 24 - Quizvraag

Recht van initiatief .....
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.

Slide 25 - Quizvraag

Recht van initiatief heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 26 - Quizvraag

Geef bij ieder recht aan of deze bij de (mede)wetgevende taak of controlerende taak hoort.
(Mede)wetgevende taak
Controlerende taak
Vragenrecht
Stemrecht
Recht van motie
Recht van enquête
Recht van amendement
Recht van interpellatie
Recht van initiatief

Slide 27 - Sleepvraag