§2.1 Stoffen in huis

Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Stoffen
§ 2.1 Stoffen in huis

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kun je kristalsuiker en keukenzout van elkaar onderscheiden?
A
ze hebben een verschillende kleur
B
ze hebben een verschillende smaak
C
ze hebben een verschillende kleur

Slide 2 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plek
Dynamiet is een stof die kan
Papier is een stof die kan
Zoutzuur is een stof die  kan
branden
bijten
ontploffen

Slide 3 - Sleepvraag

Stoffen in huis

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de juist naam bij het plaatje. Weet je zeker dat dit goed is??
Hoe kun je zeker weten met welke stof je te maken hebt?
ZOUT
SUiKER
MEEL

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe weet je zeker
dat je suiker hebt?

Slide 7 - Woordweb

Suiker kun je herkennen 
aan een aantal eigenschappen.
  • kleur
  • smaak
  • oplosbaarheid
  • brandbaarheid


De eigenschappen waar je een stof aan kunt herkennen
noemen we STOFEIGENSCHAPPEN.

Slide 8 - Tekstslide

Stofeigenschap
  • Een stofeigenschap is een eigenschap
      waar je een stof aan kunt herkennen.
  • De combinatie van stofeigenschappen
      geeft de "vingerafdruk" van een stof.
  • Een stofeigenschap moet altijd geldig zijn.

VOORBEELD SUIKER: 
zoete smaak, oplosbaar in water, brandbaar, vaste stof bij kamertemperatuur

Slide 9 - Tekstslide

Noem een stofeigenschap die je kent

Slide 10 - Woordweb

Met welke stofeigenschap kun je deze drankjes uit elkaar houden?

Slide 11 - Open vraag

Een stofeigenschap van zout is:
A
de korrelgrootte
B
de smaak
C
hoe zwaar het is
D
de temperatuur

Slide 12 - Quizvraag

Water kookt bij 100°C.
Dat is .............. stofeigenschap van water.
A
wel
B
geen

Slide 13 - Quizvraag

Water is vaak vloeibaar.
Dat is ............ stofeigenschap van water.
A
wel
B
geen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Link

Stoffen ordenen
Meestal gebruik je toepassingen of eigenschappen van stoffen om deze te ordenen. 
Voorbeeld: eten en verf staan niet in dezelfde kast!

Slide 16 - Tekstslide

Stoffen en veiligheid.
Soms kan een stof gevaarlijk zijn.

  • als je de stof inademt;
  • als je de stof inslikt;
  • als je de stof op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt;
  • als je er met vuur bij komt;
  • als je de stof met een andere stof mengt
pictogrammen

Slide 17 - Tekstslide

Stoffen en veiligheid
Let op de gevarensymbolen (pictogrammen).
De symbolen uit figuur 3, met hun betekenis en uitleg moet je kennen.

Slide 18 - Tekstslide