Je gaat straks een paar opdrachten maken hierover.
Opdracht 12 gaat over hoe een ZN gevormd is.
Een woord is een ZN.
Soms is het gewoon een ZN: fiets/stoel/konijn
Soms is het een samenstelling: fietspomp/klapstoel/konijnenkeutel
Soms is het een afleiding:
de lerares (van leraar)
de koper (van het werkwoord: kopen)