--> De ik-vorm tt van een Engels werkwoord maak je meestal door en van het werkwoord af te halen: speechen – speech; rugbyen – rugby. Als het voor de juiste uitspraak nodig is, blijft de e staan: timen – time; liken – like.
--> Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker: flossen – flos, tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de juiste uitspraak: paintballen – paintball.
--> Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak. In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je dus ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p.