het gaat om winst

Herhaling hoofdstuk 6
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van vaste kosten
A
inkoopkosten
B
huur

Slide 2 - Quizvraag

Veranderen de vaste kosten als je meer produceert?
A
ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een maatschappelijke opbrengst?
A
milieuschade
B
stress
C
meer werkgelegenheid

Slide 4 - Quizvraag

Er zijn 4 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 5 - Quizvraag

5) Maak de volgende zin af: De .....prijs komt tot stand als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
A
consumenten
B
verkoop
C
productie
D
evenwicht

Slide 6 - Quizvraag

De consumentenprijs is € 25,86. BTW is 21% BTW. Wat is het BTW bedrag?
A
€ 4,49
B
€ 5,43
C
€ 4,75

Slide 7 - Quizvraag

Variabele kosten zijn:
A
kosten die afhankelijk zijn
B
kosten die onafhankelijk zijn
C
geen van bovenstaande twee beweringen is juist

Slide 8 - Quizvraag

De consumentenprijs is exclusief btw
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Welk bedrijf heeft het grootste marktaandeel?
A
Apple
B
LG
C
Huawei
D
Samsung

Slide 10 - Quizvraag

Bereken het marktaandeel van Samsung
Samsung
30000
Apple
75000
LG
10000
Huawei
25000
Overig
5000
A
25,3%
B
21,4%
C
19,5%
D
20,7%

Slide 11 - Quizvraag

Wat is toegevoegde waarde?
A
Alle productiefactoren samen.
B
Alle beloningen van de productiefactoren samen.
C
Alle bedrijven van de productiefactoren samen.
D
Alle aantallen van de productiefactoren samen.

Slide 12 - Quizvraag

Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,

Slide 13 - Quizvraag

De ouders van Samantha zoeken op internet naar een niet al te dure woning. Is hier sprake van vraag of aanbod?
A
Vraag op de woningmarkt
B
Aanbod op de woningmarkt
C
Op de woningmarkt is geen vraag en aanbod

Slide 14 - Quizvraag

Omzet: € 12.600
Inkoopwaarde: € 6.500
Bedrijfskosten: € 2.800

Wat is het nettoresultaat?
A
€ 6.100
B
€ 2.800
C
€ 9.800
D
€ 3.300

Slide 15 - Quizvraag

Welk van de volgende markten is een voorbeeld van een abstracte markt?
A
zuivelmarkt in nederland
B
bloemenmarkt op zaterdag
C
kaasmarkt in alkmaar
D
rommelmarkt in de sporthal

Slide 16 - Quizvraag

De inkoopprijs is € 40. De brutowinstopslag is 150%. De BTW is 21%. De verkoopprijs is...
A
€ 60
B
€ 100
C
€ 121
D
€ 72,60

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Die betaal je als je een auto koopt.
B
Een ander woord voor rente.
C
Kosten om afvalwater te verwijderen.
D
Een ander woord voor recycling.

Slide 18 - Quizvraag

planning
Terugblik.
Toets vragen 
Opdracht
Vragen 
Afsluiten

Slide 19 - Tekstslide