Paragraaf 1.5 Egypte
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Waar begint de Nijl?
A
In Egypte
B
In Ruanda
C
In Afrika
D
In Europa
Slide 4 - Quizvraag
Waarom was de Nijl zo belangrijk voor het ontstaan van de landbouwsamenleving?
A
Door overstroming van de Nijl konden de Egyptenaren daar niet meer wonen en gingen op zoek naar nieuwe landbouwgrond.
B
Doordat de samenleving alleen van landbouw wilde leven.
C
Door overstroming van de Nijl werd de grond vruchtbaar en als het water zakte, bleef er een vruchtbaar laagje slib over. Hierdoor werd landbouw mogelijk.
D
De boeren wilden bij de Nijl wonen, zodat ze water hadden voor hun vee.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet de vruchtbare grond die achterblijft door de overstroming van de Nijl?
A
Modder
B
Vruchtbare grond
C
Slib
D
Mest
Slide 6 - Quizvraag
Waarvoor wordt het slib nog meer gebruikt?
A
Als brandstof voor kachels.
B
Voor het maken van stenen voor het bouwen van huizen.
C
Voor het maken van een modderpoel.
D
Voor het maken van stenen om die te verhandelen.
Slide 7 - Quizvraag
Waarom ontstonden er andere beroepen?
A
De boeren hadden genoeg knechten.
B
De andere beroepen betaalden beter.
C
Alleen boeren mochten andere beroepen uitoefenen.
D
De oogst was zo groot, waardoor niet iedereen op het land hoefde te werken.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een shadoef?
A
Een waterschep om het water naar de slootjes te brengen.
B
Een emmer om water naar de slootjes te dragen.
C
Een systeem om het water te zuiveren.
D
Het irrigatiesysteem wordt zo genoemd.
Slide 9 - Quizvraag
Waarom wordt de farao als een god vereerd?
A
Omdat zijn vader een god was.
B
Omdat hij het hoofd was van de waterhuishouding.
C
Omdat hij hen anders zou doden.
D
Omdat de farao getrouwd was met een godin.
Slide 10 - Quizvraag
Horus is de god van de lucht. Hij wordt afgebeeld als
A
Een vogel
B
De maan
C
De zon
D
Een valk
Slide 11 - Quizvraag
Waarom moesten de goden op de juiste manier vereerd worden?
A
Anders zou het slecht gaan met de Nijl
B
Anders zou het slecht gaan met de dieren van Egypte
C
Anders zou het slecht gaan met het volk van Egypte
D
Anders zou er geen slib meer achterblijven
Slide 12 - Quizvraag
Wie was de god van het dodenrijk?
A
Isis
B
Osiris
C
Amon
D
Re
Slide 13 - Quizvraag
Wie mochten in de tempel komen?
A
Alleen de farao
B
Alleen de priesters
C
De farao, de priesters en iedereen die dat wou
D
De farao en de priesters
Slide 14 - Quizvraag
Hoe kwam de farao aan het geld om de ambtenaren te betalen?
A
Hij had veel geld, dus dat was geen probleem
B
De ambtenaren kregen geen geld maar voedsel
C
De Egyptenaren betaalden belasting hiervoor
D
De Egyptenaren zamelen geld in voor hun salaris
Slide 15 - Quizvraag
Waarom krijgen de Egyptenaren allerlei spullen mee als ze doodgaan?
A
Omdat het een reis is naar een volgend leven en dus hebben ze die spullen nodig
B
Omdat de reis te lang duurt
C
Omdat altijd hun spullen mee begraven worden
D
Omdat men anders alles moest verkopen na de dood van hun dierbare
Slide 16 - Quizvraag
Van welke farao werd het graf niet leeggeroofd?
A
Mozes
B
Ramses
C
Nefertiti
D
Toetanchamon
Slide 17 - Quizvraag
Waarom lieten de Egyptenaren het hart in het lichaam zitten?
A
Omdat het lichaam zonder hart niet verder kan leven in het dodenrijk
B
Omdat ze niet bij het hart konden om het weg te halen
C
Omdat het hart het toegangsbewijs was voor het dodenrijk
D
Omdat het hart het eten was voor de god van het dodenrijk
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer krijg je toegang tot het dodenrijk?
A
Als de weegschaal gelijk blijft
B
Als de weegschaal naar recht kantelt omdat het hart te zwaar is
C
Als de weegschaal naar links kantelt omdat het hart te licht is
D
Als de weegschaal piept
Slide 19 - Quizvraag
Waarom staan de piramides aan de Westoever van de NIjl
A
Omdat daar de zon opkomt en dat brengt licht over Egypte
B
Omdat de sfinx daar ook lagen
C
Omdat daar de zon (Westen) ondergaat en begint de duisternis van de nacht
D
Omdat daar de duisternis begint en de zon ook daar opkomt over de duisternis en hebben ze licht in het dodenrijk
Slide 20 - Quizvraag
Wat voor blijvende herinnering hebben we hier in Nederland van de oude Egyptenaren?
A
Een piramide
B
Een sfinx
C
Een hiëroglief
D
Een tempel
