T5 BS 3 & BS 4 Geslachtelijke voortplanting

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het fenotype wordt bepaald door ...
A
Chromosomen
B
Het genotype
C
Het genotype en invloeden van buitenaf
D
Invloeden van buitenaf

Slide 2 - Quizvraag

In lichaamscellen komen genen in paren voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen zitten er in een menselijke geslachtscel?
A
23
B
24
C
44
D
46

Slide 4 - Quizvraag

Op één chormosoom liggen meerdere genen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde
A
DNA -> fenotype -> eiwit
B
eiwit -> fenotype -> DNA
C
DNA -> eiwit -> fenotype
D
fenotype -> eiwit -> DNA

Slide 6 - Quizvraag

Allelen paren zijn altijd hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een voordeel van geslachtelijke voortplanting?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

BS 4    Mutaties 

leerdoelen:

je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

je moet kunnen omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 17 - Tekstslide

3

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Er bestaan goedaardige en kwaadaardige (kanker) gezwellen. Dit zijn gevolgen van mutaties in genen die betrokken zijn bij de celdeling) Dit heeft als gevolg dat de cellen zich ongeremd gaan delen. Er zijn verschillen tussen deze twee soorten gezwellen. Sleep de eigenschappen naar de juiste plek. 
Goedaardig gezwel
Kwaadaardig gezwel

Groeit langzaam

Groeit snel
Er vindt uitzaaiing plaats
Er vindt geen uitzaaiing plaats

Slide 20 - Sleepvraag

Waar in het lichaam kan het gevaarlijk zijn om een goedaardig gezwel te hebben?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Geslachtelijke voortplanting zorgt voor een grotere variatie in het genotype
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Een twee-eiige tweeling kan een verschillend geslacht hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag