AFP 23 les 1

AFP 23 Les 1
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AfpMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

AFP 23 Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- Voorstellen
- Periode 1 uitleggen 
- Noteren toets Hormonenstelsel en zenuwstelsel 
- Hormonen en hormoonklieren
- Hypofyse
- Schildklier

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6 Hormoonstelsel 

Les 1 (week 37)
6.1 Hormonen & hormoonklieren
6.2 Hypofyse
6.3 Schildklier

Les 2 (week38)
6.4 Bijnieren
6.5 Alvleesklier
6.6 Geslachtsklieren
H7 Zenuwstelsel

Les 3 (week 39) Herhaling h6 hormoonstelsel
7.1 Prikkels
7.2 Prikkelgeleiding

Les 4 (week 40)
7.3 Verschillende zenuwstelsels
7.4 Centraal zenuwstelsel (hersenen & ruggenmerg)

Les 5 (week 41)
7.5 perifeer zenuwstelsel (hersen -en ruggenmergszenuwen)
7.6 Autonoom zenuwstelsel
7.7 Overige indelingen 

les 6 (week 42)
HERHALEN!!

VAKANTIE (week 43)
TOETS (week 44)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je agenda!
Toets hormoonstelsel & zenuwstelsel (h6,7) (45 minuten)
1e kans week 44 (na de vakantie) 
2e kans  week 46 

Examen fysiologie (h1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11) (45 minuten)
1e kans 24 januari 09:00u (week4)
2e kans 7 februari 15:30u (week 6)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormonen

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

6.1 hormonen en hormoonklieren
Hormoonklierstelsel/ endocriene systeem
 

- Hormonen worden afgescheiden door hormoonklieren
- Hormoonklieren zijn increten: ze scheiden een nuttige stof af, die direct aan het bloed wordt afgegeven: deze blijft in het lichaam.


- Hormonen kunnen organen of weefsels activeren of remmen.
- Organen of weefsels hebben receptoren: ontvangers die bij een bepaald hormoon passen (werkt als sleutel en sleutelgat)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.1 hormonen en hormoonklieren
Direct en indirect werkende hormonen
 

- Direct werkende hormonen: werken meteen

- Indirect werkende/glandotrope hormonen: zetten andere klieren aan tot productie van hormonen (bijv. LH: stimuleert eierstokken tot productie progesteron en oestrogeen, die regelen de menstruatiecyclus)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.1 hormonen en hormoonklieren
Hormoonklieren 

Tip: bekijk het geheugensteuntje over klierweefsel (Hoofdstuk 1) nog eens

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.1 hormonen en hormoonklieren
Weefselhormonen:

Worden in weefsels aangemaakt, niet in hormoonklieren
Ontstaan door prikkeling van zenuwen in de huid.

Voorbeeld:
Acethylcholine: zorgt voor egale roodheid
Histamine: zorgt voor vlekkerige roodheid

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het hormoonstelsel is een ..... systeem
A
endocriene
B
limbisch
C
exocriene
D
vegetatieve

Slide 11 - Quizvraag

Het exocrien systeem bestaat uit exocriene klieren, of afvoerklieren, die zorgen voor de excretie of uitscheiding. Het systeem werkt tegengesteld aan het endocrien systeem dat hormonen afscheidt aan het organisme zelf, aan bloed en weefselvloeistof.
Wat doen increten?

A
Zorgen ervoor dat het hormoon (de sleutel) in een sleutelgat van een cel passen.
B
Een nuttige stof afscheiden, die direct aan het bloed wordt afgegeven en in het lichaam blijven.
C
Zorgen voor een vlekkerige roodheid
D
Zorgen voor een egale roodheid

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar
Histamine: zorgt voor een egale roodheid

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kruis de 2 weefselhormonen aan
A
Acethylcholine
B
Adrenaline
C
Noradrenaline
D
Histamine

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Hypofyse
* Hypofyse: hersenaanhangsel ter grootte van een erwt
* Maakt hypofysaire hormonen aan
* is gelegen in het Turkse zadel, een uitholling van het wiggebeen
Bestaat uit:
* Voorkwab: belangrijk deel, hier worden veel hormonen gemaakt
* Middenkwab: amper ontwikkeld
* Achterkwab: opgebouwd uit zenuwweefsel

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Hypofyse
Hypofysevoorkwab
Direct werkende hormonen:

-Groeihormoon: lengtegroei pijpbeenderen en ontwikkeling spierweefsel
-Te veel of te weinig groeihormoon: reuzengroei of dwerggroei
-Pigmenthormoon: pigmentatie van de huid

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Hypofyse
Hypofysevoorkwab
Indirect werkende hormonen:

Thyroïd stimulerend hormoon/TSH: stimuleert schildklier tot aanmaak schildklierhormoon
Adrenocorticotrope hormoon/ACTH: stimuleert bijnierschors tot aanmaak corticoïden
Follikelstimulerend hormoon/FSH: stimuleert eierstokken en testikels tot aanmaak geslachtshormonen + rijpen eicellen
Luteïniserend hormoon/LH: stimuleert eierstokken tot aanmaak geslachtshormonen + barsten eicel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cumlaude --> AFP Nieuw --> opdracht schema hormonen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Hypofyse
Hypofyse achterkwab

* Antidiuretisch hormoon/ADH: vasthouden van water in de nieren (niet te veel uitplassen)
Alcohol remt vorming ADH: meer plassen, nadorst.

*Oxytoxine (verliefdheidshormoon): samentrekken van baarmoeder, melkproductie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Schildklier
Vlindervorm, bevindt zich in de hals
Maakt onder andere thyroxine/ T4 (schildklierhormoon) aan, in samenwerking met de hypothalamus (regelcentrum in de hersenen) en de hypofyse
T4 heeft invloed op:
Celstofwisseling
Geestelijke ontwikkeling
Beenvorming
Groei

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 Schildklier
hypothalamus, hypofyse en schildklier:
 
* Hypothalamus maakt thyreotrope hormoon/TRH aan: indirecte werking:
*Stimuleert de hypofyse om thyroïd stimulerend hormoon/TSH te maken: indirecte werking:
* Stimuleert de schildklier om Thyroxine/T4 te maken: T4 wordt aan het bloed en de cellen afgegeven
*De hypothalamus meet de hoeveelheid T4 en past de hoeveelheid TRH die hij maakt daarop aan

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.3 schildklier
Te veel T4: hyperthyreoïde: te snel werkende schildklier, versnelde stofwisseling- Klachten: afvallen, werkdrang/rusteloosheid, nervositeit, snellere hartslag, slapeloosheid (ziekte van graves). 

Te weinig T4: hypothyreoïde: te traag werkende schildklier, vertraagde stofwisseling
- Klachten: bijkomen, lusteloosheid, trage motoriek, langzame hartslag, vermoeidheid, verminderde zweetuitscheiding, oedeem

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ga nu verder met het schema en vul de hormonen in van de hypofyse achterkwab en de schildklier

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6 Hormoonstelsel 

Les 1 (week 37)
6.1 Hormonen & hormoonklieren
6.2 Hypofyse
6.3 Schildklier

Les 2 (week38)
6.4 Bijnieren
6.5 Alvleesklier
6.6 Geslachtsklieren
H7 Zenuwstelsel

Les 3 (week 39) Herhaling h6 hormoonstelsel
7.1 Prikkels
7.2 Prikkelgeleiding

Les 4 (week 40)
7.3 Verschillende zenuwstelsels
7.4 Centraal zenuwstelsel (hersenen & ruggenmerg)

Les 5 (week 41)
7.5 perifeer zenuwstelsel (hersen -en ruggenmergszenuwen)
7.6 Autonoom zenuwstelsel
7.7 Overige indelingen 

les 6 (week 42)
HERHALEN!!

VAKANTIE (week 43)
TOETS (week 44)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4 Bijnieren

Liggen op de nieren
 
Bestaan uit:
- Merg (aan de binnenkant)
- Schors (aan de buitenkant)
en zijn omgeven door een kapsel en een beschermlaagje van vet. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4 Bijnieren
Bijnierschors 
Aanmaak corticoïden/ corticosteroïden
 
Dit wordt aangestuurd door het indirecte adenocorticotrope hormoon/ACTH, gemaakt in de hypofyse


3 soorten corticoïden:
- Mineraalcorticoïden: beïnvloeden de mineraalhuishouding. Voorbeeld: Aldosteron: laat nieren minder zout uitscheiden
- Glucocorticoïden: spelen een rol in de glucosestofwisseling. Voorbeeld: Cortisol (hydrocortison): dit breekt eiwitten in spieren af, aminozuren komen vrij en worden omgezet in glucose. Ook remt het ontstekingen: hormoonzalf
- Geslachtscorticoïden: androgene en oestrogene corticoïden, zelfde werking als geslachtshormonen in geslachtsklieren. De geslachtscorticoïden worden ook na de overgang aangemaakt

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4 Bijnieren
Bijniermerg
Aanmaak adrenaline en noradrenaline
= Vecht-of-vluchthormonen

Bij spanning: aanmaak adrenaline --> glycogeen wordt glucose --> energie



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.4 bijnieren

Adrenaline
Adrenaline zorgt voor: 
- Kransslagaders verwijden, hart werkt sneller en klopt sneller.
- Bloedvaten van spieren verwijden, spierspanning verhoogt
- Luchtpijptakken verwijden, ademhaling versnelt 
- Pupillen worden groter
- Spijsvertering vertraagt


Noradrenaline
Noradrenaline zorgt voor:
- Ondersteuning van adrenaline
- Vaatvernauwing van bloedvaten in de huid --> meer bloed naar organen in actie.
- Te veel: prikkelbaarheid, woede uitbarstingen
- Te weinig: lusteloosheid, neerslachtigheid

Noradrenaline is tevens een neurotransmitter: Geeft een signaal af aan zenuwcellen (neuronen). Dit signaal komt in de hersenen terecht en zorgt voor: motivatie, concentratie, alertheid

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Alvleesklier
Alvleesklier/pancreas/buikspeekselklier
- Links in de buikholte, achter de maag
- Endo-exocriene klier: alvleessap en hormonen
- Produceert insuline en glucagon in de eilandjes van Langerhans (groepjes cellen): invloed op de koolhydraatstofwisseling

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Alvleesklier

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Alvleesklier
Insuline: invloed op de koolhydraatstofwisseling --> verhoogd bloedsuikerspiegel na het eten van een maaltijd, er zit dan veel glucose in het bloed, dat niet direct nodig is voor verbranding in de cel. (insuline zet een teveel aan glucose om in glycogeen --> bloedsuikerspiegel daalt). Het lichaam slaat glycogeen op in de lever en de spieren als een onoplosbare reservestof. 
Glucose--> insuline -->glycogeen

Glucagon: Als het lichaam Glucose verbruikt bij een inspanning en de bloedsuikergehalte daalt, zet het hormoon glucagon het opgeslagen glycogeen weer om in glucose --> bloedsuikerspiegel stijgt dan weer. 
Glucose <-- glucagon <-- glycogeen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hormonen maken de bijnieren en de alvleesklier aan? Vul in!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Geslachtsklieren/gonaden = Endo
Endo-exocriene klieren: aanmaak geslachtscellen en geslachtshormonen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 geslachtsklieren
Samenwerking met de hypofyse:
Hypofyse maakt Follikelstimulerend hormoon/FSH en Luteïniserend hormoon/LH


Bij vrouwen: FSH en LH zorgen dat geslachtsklieren de geslachtshormonen progesteron en oestrogeen maken
Daarnaast: FSH: rijping eicel, LH: eisprong


Bij mannen: FSH en LH zorgen dat geslachtsklieren het geslachtshormoon testosteron maakt
Daarnaast: FSH: aanmaak en rijping zaadcellen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6  vrouwelijke geslachtsorganen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Vrouwelijke geslachtshormonen
 

In de eierstokken/ovaria bevinden zich de geslachtsklieren
Deze produceren:
Oestrogeen: menstruatiecyclus, samentrekken van glad spierweefsel
Progesteron: menstruatiecyclus, groei baarmoederslijmvlies, invloed op glad spierweefsel en bloedvaten: spanning die hoofdpijn, buikpijn en gezwollen borsten kan veroorzaken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
- Ongeveer 28 dagen van puberteit tot overgang
- Onder invloed van FSH rijpt een eicel in de eierstokken, er groeit een vochtblaasje (follikel) omheen
- Onder invloed van LH barst de rijpe eicel uit het follikel en komt in de eileider terecht: de eisprong/ovulatie
- Na de eisprong: de rest van het omhulsel van het follikel vormt om: Gele lichaam: Dit maakt progesteron aan, dat laat het baarmoederslijmvlies groeien

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 geslachtsklieren
Vervolg menstruatiecyclus
 

Zonder bevruchting: gele lichaam stopt met productie progesteron, lichaam stoot baarmoederslijmvlies uit, enkele bloedvaatjes scheuren: menstruatie (+/- dag 14 na de ovulatie)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Zwangerschap

In geval van bevruchting met een zaadcel: celdeling van samengesmolten cel: deze nestelt zich in het baarmoederslijmvlies, hier ontstaat een embryo


Na de bevruchting:
- Gele lichaam blijft progesteron aanmaken, dit zorgt voor:
- Seintje naar hypofyse, zodat geen eicellen rijpen tijdens de zwangerschap
- Verdikte baarmoederwand om het embryo vast te houden

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Placenta/moederkoek: groeit op de plek van de bevruchte eicel, geeft het embryo zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor aanmaak van de hormonen:
Progesteron: baarmoederslijmvlies in orde houden (placenta neemt dit over van het gele lichaam)
Oestrogeen: baarmoeder versterken en zorgt dat eierstokken niet actief zijn tijdens zwangerschap
Humaan placentair lactogeen hormoon/HPL: zorgt dat embryo (met lichaamsvreemde delen van vader) niet wordt afgestoten
Zwangerschapshormoon humaan choriongonadotrofine/HCG: stimuleert groei embryo

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Overgang:
Vrouw wordt onvruchtbaar
Kan een langere periode duren (c.a. 7 tot 10 jaar)
Eierstokken produceren minder oestrogeen, menstruatie wordt eerst onregelmatig en stopt uiteindelijk
Laatste menstruatie = menopauze
Vrouwen hebben vaak klachten: moeheid, minder zin in seks en vasomotorische storingen: deze gaan gepaard met opvliegers

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Onder invloed van geslachtshormonen ontwikkelt het lichaam primaire en secundaire geslachtskenmerken

 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Mannelijke geslachtsorganen en hormonen
Geslachtsklieren van de man: in de testikels/testes
Testikels produceren zaadcellen. Deze rijpen in de bijballen en gaan dan via de zaadleiders naar de zaadblaasjes. Hier wordt spermavocht aangemaakt en in de prostaat prostaatvocht. Samen wordt dit sperma.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren

Mannelijke geslachtshormonen
Testikels maken onder invloed van LH en FSH mannelijke geslachtshormonen/androgenen aan.


Dihydr0testosteron/DHT
Een van de krachtigste mannelijke hormonen
Invloed op: ontwikkeling mannelijke geslachtsorganen, lichaamsbeharing (meer beharing op lichaam en gezicht, minder op hoofd), libido
DHT wordt aangemaakt door omzetting van testosteron o.i.v het enzym 5-alfa-reductase

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.6 Geslachtsklieren
Overgang
Andropauze/penopauze
Aanmaak van testosteron neemt langzaam af
Klachten: minderlibido, erectieproblemen, meer buikvet, minder spierkracht, slaapstoornissen, depressieve klachten

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies