Welk productiesector hoort hierbij: Willem de Vries is een biologische boer.
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector
Slide 5 - Quizvraag
Welk productiesector hoort hierbij: HistoryTours BV organiseert reizen naar oude steden.
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector
Slide 6 - Quizvraag
Wendy heeft een rozenkwekerij met tien man personeel. Geef twee voorbeelden van productiekosten die Wendy heeft.
Slide 7 - Open vraag
Hester verkoopt op de markt gemiddeld 70 belegde broodjes per dag. In totaal geeft ze € 84 uit aan broodjes, beleg en boter. - Bereken de kostprijs per broodje.
Slide 8 - Open vraag
Hester verkoopt op de markt gemiddeld 70 belegde broodjes per dag. In totaal geeft ze € 84 uit aan broodjes, beleg en boter. - Hester verkoopt de broodjes voor € 3,25 per stuk. Bereken haar verkoopopbrengst.
Slide 9 - Open vraag
Ondernemer zijn heeft vele voordelen. Zo kun je meestal zelf bepalen wanneer je werkt en wanneer je vrij bent. Maar er zijn ook nadelen aan het ondernemerschap. Noem één zo’n nadeel.
Slide 10 - Open vraag
Geef aan om welke productiefactor het gaat: aardappelen
A
Kapitaal
B
arbeid
C
natuur
Slide 11 - Quizvraag
Geef aan om welke productiefactor het gaat: Computers
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Ondernemerschap
Slide 12 - Quizvraag
Geef aan om welke productiefactor het gaat: Fabriekshal
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
Slide 13 - Quizvraag
Maarten heeft een mooie verkoopopbrengst met zijn bedrijf behaald, maar winst heeft hij niet. Wat is een mogelijke verklaring?
A
Hij heeft te weinig personeel
B
Hij heeft te weinig producten verkocht.
C
Zijn productiekosten waren te hoog.
Slide 14 - Quizvraag
Zwembad De Kolck verlaagt de entreeprijs met € 0,50. Korte tijd later doet concurrent Het Zwanenmeer hetzelfde. Leg uit waarom Het Zwanenmeer nu de toegangsprijs ook verlaagt.
Slide 15 - Open vraag
Bekijk de vorige vraag nog een keer. Leg uit waarom concurrentie goed is voor consumenten.
Slide 16 - Open vraag
Ivar verkoopt op een dag 230 porties friet voor € 2,25 per portie. De kosten voor deze dag zijn € 255. A) Bereken de verkoopopbrengst van Ivar.
Slide 17 - Open vraag
Ivar verkoopt op een dag 230 porties friet voor € 2,25 per portie. De kosten voor deze dag zijn € 255. B) Bereken de winst van die dag.
Slide 18 - Open vraag
Bij welk voorbeeld stijgt de arbeidsproductiviteit?
A
Alex is pakketbezorger en vervangt zijn oude bestelbus voor een nieuwe.
B
Dankzij een nieuwe machine kan Top BV met dezelfde werknemer meer produceren.
C
Een bakkerij neemt een extra werknemer aan. Het aantal broden dat het bedrijf bakt, blijft gelijk.
Slide 19 - Quizvraag
Achmed heeft plezier in zijn werk. Thomas vindt zijn werk saai. Verklaar waarom Achmed een hogere arbeidsproductiviteit zal hebben dan Thomas.
Slide 20 - Open vraag
Machteld koopt voor haar bedrijf een nieuwe laptop voor € 900. Ze wil de computer drie jaar gebruiken. Welk bedrag moet Machteld per maand afschrijven?
Slide 21 - Open vraag
Om welke vorm van milieuschade gaat het? - Bij een grote verffabriek lekken verfresten in de rivier.
A
Watervervuiling
B
Afval
C
Verbruik van grondstoffen
Slide 22 - Quizvraag
Om welke vorm van milieuschade gaat het? - Om koper te kunnen winnen, wordt een hele berg afgegraven.
A
Watervervuiling
B
Afval
C
Verbruik van grondstoffen
Slide 23 - Quizvraag
Om welke vorm van milieuschade gaat het? - Vanwege de staking bij de reinigingsdienst, blijft rommel dagenlang op straat liggen.
A
Watervervuiling
B
Afval
C
Verbruik van grondstoffen
Slide 24 - Quizvraag
Lees de volgende zinnen. Welke zin is eenvoorbeeld van duurzaam produceren?
A
Ook als er ’s avonds niemand meer is, blijven in dit bedrijf de lichten branden.
B
Voor iedere boom die in dit bos wordt gekapt, wordt er een nieuwe geplant.
C
De nieuwe elektriciteitscentrale wordt gestookt met steenkool.